zondag 12 februari 2012

maandag 7 februari 2011

Léon Berben zal dit jaar een aantal concerten in Nederland verzorgen. De nieuwe data zijn:

Zaterdag 21 mei - Uithuizen
Zondag 12 juni - Grote- of Sint Laurenskerk te Rotterdam
Zaterdag 25 juni - Noordbroek
Donderdag 28 juli - Oude Kerk te Delft.
Woendg 17 augustus - Nicolaaskerk te Puremrend
Donderdag 18 augustus - Boven- of Sint Nicolaaskerk te Kampen
Zaterdag 17 september - Sint Petruskerk te Leens

dinsdag 1 juni 2010

Heiko ter Schegget als speler en bouwer

In het Reformatorisch Dagblad van 28 mei stond een lezenswaardig interview met blokfluitsit or fluitbouwer Heiko ter Schegget.

Heiko ter Schegget speelt zingend blokfluit


Jaco van der Knijff

Er zijn maar een paar mensen in de wereld die het combineren: blokfluit spelen op topniveau én zelf blokfluiten bouwen. Heiko ter Schegget (52) uit Doorn is een van hen.

In de studio annex werkplaats in zijn achtertuin laat Heiko ter Schegget zijn verzameling zien: zo’n tachtig blokfluiten in een kast, gesorteerd op lengte. „Ik leen er nog wel eens een uit aan studenten. Zo kan ik zien welke er niet is.”

Zijn collectie vormt net een kerkorgel, zegt de blokfluitist. „Je kunt eindeloos blijven bouwen: naast de gewone sopraan-, alt-, tenor- en basblokfluiten heb je nog kleinere en nog grotere – de langste die ik ooit bouwde is 1,85 meter. Er zijn blokfluiten op alle mogelijke toonhoogtes: f, g, a, bes, c, d en es. En als je bouwt naar historische voorbeelden, moet je ook nog onderscheiden naar het land waar een fluit werd gemaakt. Er is een duidelijk verschil tussen Franse, Duitse, Italiaanse en Engelse instrumenten. Ze hebben allemaal hun eigen karakter. Het verschilt zelfs per streek. Heb je een 18e-eeuwse blokfluit uit Weimar, dan heeft die een andere toonhoogte dan een instrument uit diezelfde tijd die in Berlijn is gemaakt. Dat betekent dus ook een klankverschil. Heel fascinerend!”

In twee dagen tijd maak je van een buxusstammetje een blokfluit, zegt Ter Schegget. „Maar daarna volgt een lang proces waarbij de fluit ingespeeld moet worden: nat, droog, afstellen. Voordat het instrument stabiel en uitgekristalliseerd is, gaat er wel een jaar overheen.”

Boven zijn draaibank heeft Ter Schegget een grote foto hangen van de blokfluitenverzameling van de beroemde dirigent en blokfluitist Frans Brüggen (75). „Vroeger was hij als blokfluitist mijn idool. Maar hij bleek ook een ongelooflijk mooie verzameling 17e- en 18e-eeuwse blokfluiten te hebben.”

Soms mag Ter Schegget er eentje lenen. „Voor de Händel-cd die ik vorig jaar maakte, wilde ik per se een Engels instrument van rond 1700 gebruiken. In Londen werkte destijds de blokfluitbouwer Peter Bressan. Het is vrijwel zeker dat Händel hem gekend heeft en de klank van zo’n Bressanfluit in gedachten heeft gehad. Alleen, er zijn maar heel weinig originele fluiten uit die tijd bewaard gebleven die ook nog goed bespeelbaar zijn. Blokfluiten die je gebruikt, slijten snel: ze worden steeds weer vochtig en de adem zorgt voor erosie. Brüggen leende me echter een prachtige altblokfluit van Bressan die in zeer goede staat verkeert.”

Momenteel is Ter Schegget bezig met de voorbereidingen voor een cd met fluitwerken van Telemann. Hij wil daarvoor een instrument van rond 1700 van een Berlijnse en een van een Leipziger blokfluitbouwer bespelen. De eerste kan hij van Brüggen lenen, de tweede ligt in een Duits museum. „Het is een heel getouwtrek om dat voor elkaar te krijgen. Ik begrijp de terughoudendheid van een conservator wel, hoor. Zo’n fluit is zo kwetsbaar. Hij verandert ook heel snel als je erop speelt. Voor een opname moet je dan ook heel efficiënt te werk gaan: je kunt maar een halfuur per dag spelen, en dan moet je ’m weer met rust laten. Aan de andere kant is het goed is als zo’n instrument gedocumenteerd wordt op cd.”
Zijn kopieën van oude instrumenten niet toereikend? "Ik ben al jaren bezig met het maken van kopieën. Maar ik ben er wel achter dat we niet in staat zijn de schoonheid en akoestische kwaliteit van de renaissance en de barok te bereiken. Waar ’m dat in zit? Dat is me nog altijd een raadsel. We kunnen als het gaat om afmetingen en houtgebruik de originele instrumenten van toen tot op de honderdste millimeter benaderen. Maar ik houd het erop dat het voor ons niet mogelijk is de echte ”baroksmaak” te ontwikkelen. Wij zijn bijvoorbeeld altijd, onbewust, op zoek naar egaliteit. De afstanden tussen de verschillende tonen moeten gelijk zijn. Dat wilde men vroeger juist niet. Elke toonhoogte had haar eigen kleur. Daardoor werd een instrument veel rijker, karaktervoller, weerbarstiger ook. Ik probeer die oude klank te benaderen met mijn kopieën. Sterker nog, ik ben juist ooit begonnen vanuit een stuk onvrede met de instrumenten die voorhanden waren. Daarom heb ik me erin gestort, op zoek naar die oude, barokke klank. Maar het niveau van een 18e-eeuwer, dat bereik ik niet.”
De fascinatie voor de blokfluit begon toen Heiko ter Schegget tien jaar was. „Als kind zong ik eerder dan dat ik praatte. Dus ik had een muzikale geest. Maar tot m’n tiende heb ik daar niks mee gedaan.” Zijn vader was de predikant en latere hoogleraar G. H. ter Schegget. „Ik woonde in Vreeland, op Curaçao, in West-Berlijn en vanaf m’n 7e hier in de provincie Utrecht. Nog altijd beweeg ik me makkelijk in internationale gezelschappen. En ik heb aan het conservatorium al meer dan twintig jaar een internationale klas.”
Heiko sportte veel, tafeltennis. „Maar mijn ouders wilden dat ik toch wat met muziek ging doen. Ik dacht: Oké, dan kies ik een instrument dat goedkoop is: de blokfluit. Ik stop er toch zo weer mee. Dan jaag ik m’n ouders niet op kosten. Na drie blokfluitlessen was ik echter verkocht. De melodist in mij kwam weer boven. Ik raakte verknocht aan het blaasinstrument.”
Als jonge tiener studeerde hij ontzettend veel. Ieder weekend speelde hij in een ensemble in Doorn. „Ik zong ook, Schubert bijvoorbeeld. Maar met mijn stem was ik een stuk onhandiger dan met mijn vingers op de blokfluit. Dus is het de fluit geworden. Ik zeg wel eens gekscherend tegen mijn studenten: „Een goede blokfluitist is een gefrustreerde zanger.” Daar zit wel een kern van waarheid in. De blokfluit is het instrument dat het dichts bij de menselijke stem ligt. Er zit alleen een eenvoudig houtje tussen. Je moet dan ook zingend blokfluit spelen. In oude boeken kom je dat advies tegen: imiteer met je fluit de zangers, in articulatie, frasering, melodische lijnen.”
Op z’n 13e wist Heiko dat hij naar het conservatorium wilde. Zo ver kwam het ook. Daar bloeide de knop verder open. „Leo Meilink bracht met zijn enorme passie mij de liefde voor de muziek bij. Marion Verbruggen leerde me dat het allemaal ook ambachtelijk in orde moet zijn.”
In het eerste jaar van zijn studie begonnen ook zijn bouwactiviteiten. „We kregen een cursus blokken bouwen, dus hoe je het blok boven in de kop van de fluit vervaardigt. Ik ontdekte dat een bestaande fluit beter ging werken als ik een nieuw blokje sneed. Dat fascineerde me, ik werd er heel handig in. Studenten kwamen naar me toe. Op zeker moment was ik in de weekenden voor studenten door heel Nederland blokken aan het snijden.”
Toen kwam de vraag: Waarom niet een hele fluit zelf bouwen? „Ik zocht contact met blokfluitbouwers in Nederland en Duitsland, die me tips gaven. Ik heb nooit meer les gehad in de blokfluitbouw, dus ik ben bijna autodidact.”
Na zijn studie werd Ter Schegget al heel snel hoofdvakdocent blokfluit aan het conservatorium. „Ik heb geluk gehad, ja. Maar het is ook een grote verantwoordelijkheid. De studenten zijn helemaal aan je overgeleverd.”
Drie volle dagen heeft hij momenteel om in Utrecht zo’n zestien hoofdvakstudenten op te leiden. „In Duitsland is dat meer dan een volledige baan. Ik moet het in drie dagen doen. Het is in Nederland schrikbarend slecht gesteld met de onderwijscondities aan de conservatoria. Als ik acht studenten zou hebben, zou ik m’n handen vol hebben om ze allemaal de persoonlijke aandacht te geven die nodig is. Dat kan ik ze nu niet bieden. Dat is frustrerend en doet pijn.”
Met het ”schoolblokfluitimago” van zijn instrument houdt Ter Schegget zich niet bezig. Niet meer. „Als ik als puber moest vertellen wat ik speelde, dan mompelde ik iets over een fluit. Ik schaamde me. Maar daar heb ik geen last meer van. De blokfluit is een heel oud instrument, dat in al z’n eenvoud toch zeer complex is. Hij heeft daarbij een enorme eerlijkheid. Je hebt niks om je achter te verschuilen. Het is ontroerend hoe je op een eenvoudig stukje hout zulke mooie muziek kunt maken. Dan komt overigens het instrument ook op de tweede plaats. Het gaat om de muziek. Het hoogste doel is altijd dat de mensen vergeten dat je op een blokfluit speelt.”

Heiko ter Schegget
Heiko ter Schegget (52) uit Doorn studeerde blokfluit aan het Utrechtse conservatorium bij Leo Meilink en Marion Verbruggen. Op 27-jarige leeftijd werd hij hoofdvakdocent blokfluit aan het conservatorium van Maastricht, vier jaar later kwam hij in Utrecht terecht, waar hij nog altijd de hoofdvakken blokfluit en kamermuziek doceert.
Ter Schegget werkte mee aan een groot aantal cd-producties, waaronder het Bachcantateproject van Ton Koopman. Met de Israëlische klavecinist en organist Zvi Meniker maakte hij in 1995 zijn eerste solo-cd, met daarop werken van Bach. Vorig jaar verscheen bij het label MDG van het tweetal een opname met sonates voor blokfluit en klavecimbel van Händel.
Ter Schegget bouwt zelf, op basis van historische voorbeelden, zijn eigen blokfluiten.

www.heikoterschegget.nl

Gebroeders Kijken en Gustav Leonhardt

In het Nederlands Dagblad stond 21 mei een artikel over de gebroeders Kuijken en Gustav Leonhardt.

Barokmusici na lange tijd weer samen

van onze redactie muziek

Nu spelen ze nog maar zelden samen: de Vlaamse gebroeders Kuijken met de Nederlands klavecinist Leonhardt. Op 31 mei spelen ze voor het eerst sinds vele jaren weer eens in Nederland, in het Gelderse De Glind.

In de jaren zeventig en tachtig traden ze veel samen op, maar later werd dat steeds minder. Ieder kreeg zijn eigen beslommeringen en muzikale contacten. Violist en gambaspeler Sigiswald (66) is momenteel vooral bekend als dirigent van het orkest La Petite Bande, Barthold (61) speelt blokfluit en traverso - de barokke dwarsfluit - en geeft les aan diverse conservatoria. De oudste van de drie, Wieland (71), is evenals Sigiswald gambist, en doet het wat rustiger aan. Gustav Leonhardt (81) bespeelt het klavecimbel, maar is ook bekend als organist en dirigent.

Tien jaar geleden
Wieland Kuijken kan zich niet herinneren wanneer hij voor het laatst met zijn broers en Leonhardt in Nederland heeft gespeeld. ,,Dat moet al meer dan tien jaar geleden zijn geweest. Daarna hebben we dat in andere landen nog wel gedaan, maar toch niet zo vaak als vroeger. Het is moeilijk data te vinden waarop we alle vier kunnen, we zijn nog erg actief in de muziekwereld, hoewel we op een na - mijn jongste broer Bart - officieel al gepensioneerd zijn.''
Er is nog een andere reden waarom het kwartet wat minder actief is. ,,Het repertoire is niet zo groot als voor andere combinaties van instrumenten. Al kunnen we wel putten uit werk van bijvoorbeeld Carl Philip Emmanuel Bach.''

Dorpskerk
Het concert op 31 mei vindt plaats in de dorpskerk van De Glind (gem. Barneveld). Het programma is volgens Kuijken een goed voorbeeld van wat ze met hun vieren kunnen spelen. Er staan werken op van Telemann, vader en zoon (C.Ph.E.) Bach en Couperin. Van de Fransman wordt een concert voor twee instrumenten gespeeld, in dit geval op twee gamba's. Van Johann Sebastian Bach klinkt de triosonate uit het 'Musicalisches Opfer' (BWV 1079).
Het concert wordt georganiseerd door de stichting Oude Muziek Barneveld.

Meer info en reserveren: http://www.oudemuziekbarneveld.nl/

© Nederlands Dagblad – 21 mei 2010

maandag 26 april 2010

Twee nieuwe recensies cd met orgelwerken van Vincent Lübeck

Inmiddels zijn twee kritieken verschenen, die de nieuwste cd van Léon Berben positief waarderen. Het betreffen hier een tweetal kritieken uit Duitsland.

De eerste recensie is te vinden in:

Rondomagazine:

Es schnarrt und näselt, es rauscht, dröhnt und klingelt, ab und zu klappert ganz gewaltig die Traktur: Nichts geht über barocke Orgelmusik, die auf den genuin dafür vorgesehenen historischen Instrumenten dargeboten wird. Die höchst lebendige und ungemein charakteristische Klangfarbenwelt der Arp-Schnitger-Orgeln in Hamburg (St.-Jacobi Kirche) und im ostfriesischen Weener (St.-Georg) passen einfach hervorragend zur Orgelmusik Vincent Lübecks. Und der 1970 im Niederländischen Heerlen geborene Léon Berben geht außerdem kompetent mit der frühbarocken Musik um: Die rhetorischen Elemente der Stylus-phantasticus-Passagen in den Präludien und Praeambuli des Programms gestaltet er sehr schlüssig, und die satztechnisch bündigen Abschnitte erlangen in seiner Interpretation ein hohes Maß an zugkräftiger Stringenz. Hinzu kommt ein kundiger Einführungstext vom Organisten selbst, der neben seinem Informationswert auch noch die Gewissheit mit sich bringt, dass Berben sich wirklich erschöpfend intensiv mit der dargebotenen
Musik, ihrem Umfeld und den Fragen ihrer Ausführung beschäftigt hat. Insgesamt also eine CD, die
von Fans frühbarocker Orgelmusik – und solchen, die es werden wollen – nicht übersehen werden
sollte.

De tweede kritiek is te vinden in het tijdschrift:

Klassik.heute

Empfehlung
Im Schatten so berühmter Musiker- und Komponistenpersönlichkeiten wie Bach oder Mozart zu stehen, macht es für Komponisten bis heute nicht einfach, aus diesem herauszutreten. Übermächtig ist die Präsenz der großen Tonsetzer in Konzert und Liturgie und auch auf dem Tonträgermarkt.
Daher sind Aufnahmen wie die vorliegende mit Orgelwerken des Hamburger Organisten, Komponisten und Orgelsachverständigen Vincent Lübeck (1654-1740) umso nötiger und wichtiger.
Schreibt doch schon Johann Mattheson in seinem 1739 erschienen Kompen-dium Der vollkom-mene Capell-meister:
„Insbesondere gehet wol Händeln so leicht keiner im Orgelspielen über; es müste Bach in Leipzig seyn: Darum auch diese beyde, ausser der Alphabetischen Ordnung, oben an stehen
sollen... Nächst diesen sind berühmt: Böhme in Lüneburg, Callenberg in Riga; Clerambault in Paris... Lübeck in Hamburg...“
Vincent Lübeck, 1654 in Padingsbüttel geboren und von 1702 bis 1740 Organist an der Hamburger Hauptkirche St. Nicolai, teilt das Schicksal des Dornröschenschlafes mit vielen seiner „Kollegen“ wie Scheidt, Bruhns, Reincken, Weckmann – und das völlig zu Unrecht, wie diese Einspielung von León Berben an den Arp Schnitger-Orgeln von St. Jacobi (Hamburg) und St. Georg (Weener) eindrucksvoll unter Beweis stellt. Eine verhängnisvolle Kombination von einer Bach- und Buxtehude-lastigen Unterrichtslage an den Musikhochschulen über viele Jahrzehnte und der Nische „Orgelmusik“ im Allgemeinen verhindern, dass solche Pretiosen einer breiteren Öffentlichkeit bekannt werden.
Berbens Einspielung auf den vorbildlich restaurierten Instrumenten stellt die Klangwelt jenseits der großen Bachschen Architekturen vor, mit sehr viel Spielfreude, großer Virtuosität und abwechslungsreicher Registrierkunst.
Was soll man dieser und ähnlichen Einspielungen wünschen? Dass, angeregt durch eben solche Klangdokumente, die Musik von Vincent Lübeck den Weg von den Ohrstöpseln und Stereoanlagenbewehrten
Wohnzimmerlandschaften hinaus in die regelmäßige liturgische und konzertante Praxis der Kirchen und Konzertsäle findet. Man wird so manches Stück des großen Thomaskantors dann mit anderen Ohren hören und ihn nicht alleine auf den Säulen des großen barocken Tonheiligen stehen lassen. In Gesellschaft geht es einem denn doch besser.

Frank Höndgen (29.03.2010)

Künstlerische Qualität:10 Bewertungsskala: 1-10

Klangqualität:10

Gesamteindruck:10

Orgelbuchlein uitgevoerd door Bram Beekman

In het Reformatorisch Dagblad van 20 april staat een recensie van de nieuwste cd van Bram Beekman.

Het 'Orgelboekje' van Bach

tekst J. Veerman

In 1713 schreef Bach een ”Orgelboekje” met 46 koraalbewerkingen van toenmaals bekende kerkliederen. Compacte bewerkingen waarin een meestal onversierde melodie in drie stemmen door verwante motieven wordt begeleid. In 1991 zette Bram Beekman het ”Orgelboekje” op cd, spelend op het 17e-eeuwse Boschorgel in Vollenhove. Vorig jaar deed hij dit opnieuw, maar nu op zijn eigen instrument: het 18e-eeuwse De Rijckereorgel van de Oostkerk in Middelburg.
Ofschoon Beekman de koralen even degelijk uitvoert als in 1991, is deze cd geen kopie van de vorige. Klonken de bewerkingen in Vollenhove stevig en compact, in Middelburg klinken ze, dankzij een ruimtelijker opname en andere registraties, weidser en galanter. Door de omfloerste fluiten uit de Oostkerk krijgen koralen als ”Christum wir sollen loben schon” zelfs een mystieke gloed.
Het cd-boekje bevat de inleiding uit 1991 door de Middelburgse Bachkenner prof. Albert Clement. Jammer is dat de teksten en melodieën van de koralen niet opnieuw zijn afgedrukt en dat er geen registraties worden vermeld.
Verder is het jammer dat op een cd als deze zo veel onbekende liederen staan: weliswaar komt twee derde van de melodieën uit Bachs ”Orgelboekje” voor in het Liedboek voor de kerken, maar slechts een derde is in een gemiddelde gemeente bekend. Gelukkig wonen er in ons land, van Groningen tot Middelburg (De Vries, De Jong) en van Rijssen tot Amsterdam (Sanderman, Winsemius), bekwame organisten die wat Bach deed nadoen in hun bewerkingen over bij ons bekende psalm- en gezangmelodieën. Zodat het doel van het ”Orgelboekje”, „om de hoogste God te eren”, in de eredienst niet verloren gaat.

Bach – Orgel-Büchlein BWV 599-644, Bram Beekman, De Rijckere-orgel Oostkerk Middelburg; Prestare (3331562); € 18,50.

zondag 25 april 2010

Nieuwe cd met werken van Bach, door Léon Berben

Recentelijk is een nieuwe cd met fantasien van Bach, voor clavecimbel, verschenen. Deze zijn uitgevoerd door Léon Berben, op het nieuwe label...
Het spel is zeer verzorgd, met een heerlijke drive. Hieronder volgt de track List:


Fantasia & Fugue in A minor BWV904
Fantasia & Fugue in A minor BWV944
Fantasia chromatica & Fugue in D minor BWV903
Fantasia in B minor BWVdeest
Fugue on a theme by Albinoni in B minor BWV951a
Fantasia & Fugue in C minor BWV906
Fantaisie sur un Rondeau in C minor BWV918
Fantasia in C minor BWV1121
Fantasia duobus subiectis in G minor BWV917
Fugue in A minor BWV959
Fantasia in A minor BWV922