donderdag 24 december 2009

In het Reformatorisch Daglad van woensdag 23 december 2009 stond de recensie van een interessant boek over de orgelbouwer Arp Schnitger, geschreven door Cor edskes en Harald Vogel.

Een ingetogen front voor calvinisten

Gert de Looze

De instrumenten van orgelbouwer Arp Schnitger (1648-1719) zijn wereldberoemd. Van heinde en ver komen liefhebbers naar Groningen en Noord-Duitsland voor een kennismaking. De meester is een fotoboek over bewaard gebleven orgels en orgelfronten meer dan waard. Al zag hij zelf zijn talent als een geschenk uit de hemel.

Een mooie insteek is dat. Op de bladzijde tegenover de titelpagina van ”Arp Schnitger en zijn werk” staat het wapenschild van deze Duitser. De afgebeelde passer geldt als het beroepsteken van orgelmakers. Een uit de wolken stekende arm houdt dit gereedschap vast. Volgens de auteurs van het boek, Cornelius H. Edskes en Harald Vogel, duidt dit erop dat Schnitger de orgelbouwkunst als een geschenk uit de hemel beschouwde.
Cd’s met opnames van Schnitger¬orgels zijn ruim voorhanden. Een boek dat zicht biedt op alle fronten en orgels ontbrak echter. De Nederlandse Stichting Groningen Orgelland en de Duitse Arp Schnitger Gesellschaft voorzien in die lacune met een standaardwerk dat vooral als fotoreportage is bedoeld. Die opzet is geslaagd. De meestal bladvullende kleurenplaten zijn vrijwel allemaal van prima kwaliteit. Dankzij het formaat van de uitgave –iets lager en wat breder dan A4– komen ze goed tot hun recht. Meestal is alleen het front afgebeeld, een enkele keer wordt een plekje voor de speeltafel of een detail ingeruimd.

Doorzettingsvermogen
Maar er is meer. Edskes beschrijft in ten minste één pagina de kenmerken van elk front. Hij trekt waar mogelijk de vergelijking met andere Schnitger¬orgels. In een apart kader wordt bondig aangegeven in hoeverre kast, snijwerk, frontpijpen en kleurstelling origineel zijn.

De feitelijke opsomming zal wat doorzettingsvermogen van de gemiddelde orgelliefhebber vragen. Maar de aanhouder wint en stuit op aardige weetjes. Zo laakte Schnitger de slechte betaling door de Reformierte Kirche in Blankenhagen. Hij hield er nauwelijks een fles wijn aan over.
De „ingetogen schoonheid” van het instrument in deze kerk past volgens Edskes in de calvinistische levensstijl van de opdrachtgevers. De orgelbouwer paste het frontontwerp nogmaals toe in verschillende kerken in het calvinistische Nederland. In Golzwarden leverde Schnitger een orgel tegen kostprijs, mogelijk omdat hij in deze kerk gedoopt was.
Dergelijke feiten weerspiegelen de gedegen kennis van Edskes. De Groninger verzorgde ook het gedeelte over de zeven in de vorige eeuw verdwenen orgels. Zo’n hoofdstuk stemt wat droevig, maar gelukkig bleven 45 van de ruim 160 instrumenten bewaard. Voornamelijk in Duitsland en Nederland, maar ook twee in Portugal en één in Brazilië.
Achter in het boek passeren deze orgels nogmaals de revue. Daar wordt kort iets over de streek, de kerk en de geschiedenis van het binnenwerk verteld. Een dispositie completeert het geheel. Waardevol zijn ook de hoofdstukken waarin bewaard gebleven tekeningen en aantekeningen van Schnitger aan bod komen.

Bach
”Arp Schnitger en zijn werk” steekt goed in elkaar. Een enkel schoonheidsfoutje doet daar niets aan af. Zo klopt bij het plaatsje Hollern de vermelding ”historische foto’s” niet. En Schnitgers leermeester Berendt Hus wordt én als diens oom én als diens neef aangeduid.
Valt er nog iets te wensen? Jawel. Een landkaart met de besproken plaatsen bijvoorbeeld. En iets meer informatie over de „fascinerende” klank die liefhebbers intrigeert. Vogel laat het nu bij „briljante, snijdende mixturen” en „grondtonige dragende tongwerken.” Ook uitleg dan wel tekeningen of details die helder maken wat lezers zich bij zaken zoals een architraaf en een gebombeerd fries moeten voorstellen.
Ondanks dit verlanglijstje blijft de visuele documentatie van Schnitgers nalatenschap een waardig monument voor de meester wiens betekenis als orgelmaker wel wordt vergeleken met die van Johann Sebastian Bach onder de componisten.

N.a.v. ”Arp Schnitger en zijn werk”, door Cornelius H. Edskes en Harald Vogel; uitg. H. M. Hauschild GmbH, Bremen, 2009; ISBN 978 38 975 7472 4; 240 blz.; € 40,-.

maandag 23 november 2009

Nieuwe bespreking dubbel cd Toccata's

Er is een nieuwe besprekking verschenen van de dubbel cd met Toccata's van Bach, uitgevoerd door Leon Berben (Grote- of Sint Laurenskerk te Alkmaar en klavecimbel) verschenen in Jordan Times.


Bach’s complete toccatas in one album

By Jean-Claude Elias

AMMAN - How do you reinterpret seminal classical works that already have been played and recorded countless times by the greatest musicians and still manage to capture the listeners’ attention; even more, to amaze them?

If your name is Leon Berben this is not a problem at all. Especially if the material you have chosen to re-record is Johann Sebastian Bach’s Toccatas for keyboard, absolute reference works that are considered by musicologists to be like pillars in the realm of classical music. Berben is an undisputed master of the organ and the harpsichord, the two essential keyboards of the baroque era. The quality of his playing is enhanced by his deep, scholarly knowledge of the works he performs.
The double CD includes the complete toccatas for keyboard. Disc 1, titled “pedaliter”, includes six toccatas (and fugue) for organ. Disc 2, titled “maualiter”, includes eight toccatas for harpsichord and the adagio from toccata in G major (Bach’s catalogue reference BWV916).
The organ toccatas are in the form called “toccata and fugue”. The fugue is one of Bach’s known trademarks whereby the theme or the phrases are played by the right hand and the left hand in a nonparallel manner over time, often one chasing the other. The harpsichord toccatas are straight toccatas.
If you know only one of Bach’s Toccatas and Fugues then it is very likely the one in D minor BWV 565. Not surprisingly the first CD starts with this majestic, immensely popular work by the great master from Leipzig. The commanding, inspired introduction followed by Bach’s signature contrapuntal, almost lyrical part is among the most captivating pieces and the most easily recognisable of the entire classical repertoire. It was even adapted a few years ago by Singaporean virtuoso violinist Vanessa Mae, albeit in a “pop-rock” package; still not unpleasant.
Berben plays with authority and with restraint. There are ornaments here and there that you might not find in other interpretations but they are more than appropriate. Classy, carefully weighted, free of artefacts and absolutely authentic, this is in a nutshell Berben’s style.
The organ sounds fabulous. Berben certainly knows “what stops to pull”, to put it in organ’s technical terms! Press the play button, close your eyes and listen. If this does not take you to another world then no other music will. By moments the fugue parts gets very complex and may overwhelm those not used to Bach’s music, but its sheer beauty is unrivalled.
The sound of the harpsichord on Disc 2 is, of course, different from that of the organ on Disc 1. It is more intimate and, eventually, may provide some welcome rest from the big sound of the organ. Particularly noticeable here is the unusually warm sound of the harpsichord. In many recordings the baroque instrument tends to sound too crystalline, exaggeratedly thin. There is nothing like it in this very recording that generates some of the most comfortable, most ear pleasing harpsichord tones one can hear. This combined with the beauty of the music and the quality of Berben’s performance makes a delightful listening experience.
Ramée is a German record company that was founded in 2004 by Rainer Arndt. In just five years it has acquired a prestigious worldwide dimension. Small in size but huge in quality the company produces a limited number of classical recordings per year, typically less than 10. It takes utmost care of every detail, starting naturally with the choice of the eclectic music material, of the performer, the superlative recording of course and ending with a most refined packaging of the CD, with accompanying booklets that provide as much reading pleasure as the disc itself provides listening pleasure.
This is the second Ramée CD covered in this column. In February 2006 I reviewed Antonio Caldara’s “Cantate, Sonate ed Arie”.
Given the importance of the instruments used in such a production Ramée indicates that the organ played is a period instrument made in Alkmaar, Netherlands, between 1646 and 1725 by Galtus van Hagerbeer and Frans Caspar Schnitger. The harpsichord was made by modern British manufacturer Keith Hill, after the Christian Zell model made in Hamburg in 1728.

22 November 2009

maandag 9 november 2009

Preis der deutschen Schallplattenkritik voor Leon Berben

Dit is de oorkonde van de Preis der deutschen Schallplattenkritik, die Léon Berben heeft ontvangen voor zijn dubbel cd met
Toccata's van Johann Sebastian Bach.

"Die Juroren der Vereinigung Preis der deutschen Schallplattenkritik werten die Produktion J. S. Bach "Toccatas", Léon Berben (Orgel und Cembalo) als eine der künstlerisch herausragenden Neuveröffentlichungen des Tonträgermarktes im vergangenen Quartal und zeichnen sie daher aus durch Aufnahme in die Bestenliste IV/2009."

Een mooi vervolg op de Diapason 5, die Berben eerder ontving voor deze cd's.

zondag 8 november 2009

Bach cantates 44 Suzuki

Suzuki gaat voort-varend te werk en heeft niet lang geleden de 44e cd met cantates van Johann Sebastian Bach uitgebracht met het Bach Collegium Japen. Op deze cd staan de volgende cantates
BWV 43 'Gott fähret auf mit Jauchzen' BWV 43
BWV 88 'Siehe, ich will viel Fischer aussenden'
BWV 146 'Wir müssen durch viel Trübsal in das Reich Gottes eingehen'

zondag 18 oktober 2009

Diapason voor dubbel cd met Toccata's

Leon Berben heeft inmiddels een 5 Diapason ontvangen voor zijn dubbel cd met de Toccata's voor zowel orgel als clavecimbel van Johann Sebastian Bach. Hieronder staat de tekst:

Diapason octobre 2009
5 diapason
Après deux récents programmes Byrd (Ramée) et Cabanilles (Aeolus, Diapason d’Or), aussi exigeants que passionnants, Léon Berben revient sur des chemins plus courus. Aussi célèbres que l’orgue d’Alkmaar, les toccatas pour orgue et pour clavecin de Bach sont ici astucieusement mises en parallèle, ce qui permet d’en apprécier l’extrême diversité de composition en meme temps que les sources d’inspiration communes (la toccata du sud et du nord de l’Allemagne, le concerto oitalien). Face à ce double corpus, Berben ne pouvait se contenter de la trop courante alternative entre virtuosité spectaculaire pour les passages “libres” et jeu roboratif pour les fugues ou les sections concertantes. Chaque pièce est donc soigneusement différenciée par le choix d’un affect bien pose (subtile gravité de la Toccata en mi mineur par example) ou par une option interpretative audacieuse (Adagio de la Toccata en sol majeur transfigure par l’ornamentation de l’interprète). L’excellence habituelle de Berben fait le reste: son sens du détail, son inventivité, sa finesse de toucher et l’entrain qu’il arrive à imprimer à ces vastes fresques lui permettent de renouveler de fond en comble notre connaissance d’une pièce aussi rebattue que la Toccata pour orgue en fa(...).

Xavier Bisaro

maandag 12 oktober 2009

Koopman is een enthousiast musicus

In het Reformatorisch Dagblad van 12 oktober staat een inerview met Ton Koopman

Enthousiast musicus, optimistisch mens

Jaco van der Knijff

Ton Koopman en zijn Amsterdam Baroque Orchestra & Choir (ABO&C) kregen een jaar geleden een grote klap te verduren: de overheidssubsidie werd stopgezet. De altijd enthousiaste Koopman was ontgoocheld. Nu is de musicus, die begin deze maand 65 werd, weer in staat vooruit te kijken. „In feite ben ik altijd een optimistisch mens.”

Nadat hij vorig jaar augustus te horen had gekregen dat zijn muziekgezelschap de gebruikelijke vierjarige subsidie van de overheid misliep, was Ton Koopman in alle staten. Hij sprak van een „schandalig” beleid van het Nederlands Fonds voor Podiumkunsten+ (NFPK+) en stelde dat hij zich „ongelooflijk vernederd” en door zijn land in de steek gelaten voelde. In april moest hij de geplande tour met de Matthäus Passion van Bach afblazen. Koopman was gedesillusioneerd. Hij noemde de subsidiestop „een misdaad” en een „bewuste actie” tegen hem en zijn gezelschap.
Vanwege de situatie moest Koopman zijn hele bureaustaf –zes medewerkers– ontslaan. Momenteel heeft hij alleen nog een secretaresse en een bibliothecaresse in dienst. De topdirigent en -organist moet zich noodgedwongen zelf bezighouden met financiën, administratie en post.
U ervoer het besluit van het fonds als een persoonlijke aanval.„Ik heb het inderdaad als zodanig ervaren, ja. Je hebt het gevoel dat je in de hoek wordt gezet. Achteraf blijken er allerlei andere redenen meegespeeld te hebben. Inmiddels zijn er weer contacten geweest met het fonds. Dat was verhelderend. Vandaar dat u me in de pers geen negatieve dingen meer hoort zeggen. Het moment van terugkijken is voorbij. Het is nu tijd om vooruit te blikken. We zijn met het fonds aan het onderhandelen om te kijken of we projectsubsidies of een tweejarige subsidie kunnen krijgen.”

U was eerder dit jaar ongewoon boos.
"Het was voor mij heel uitzonderlijk dat ik zo negatief was. Daar wil ik eigenlijk niet toe gedwongen worden. In feite ben ik altijd een optimistisch mens. Maar goed, ik heb gezegd wat ik voelde en daarmee m’n woede weg gesproken. Maar dan moet je weer positief zijn. Het heeft geen zin om querulant te zijn. Daarmee maak je jezelf ongeloofwaardig.”
Zijn er in het ensemble mensen afgehaakt?„Nee. Wel is iedereen bezorgd voor dit jaar, omdat ze zien dat er veel minder op het programma staat dan normaal. Maar de loyaliteit is er. Iedereen voelt mee met wat er gebeurd is. En ze zien dat ik voor ze vecht en het niet opgeef.”

Hoe groot is de kans dat uw muziekgezelschap na dertig jaar als een nachtkaars uitgaat?
"Het zal niet uitgaan. De voorbeeldfunctie van een orkest als dit is waanzinnig belangrijk, vooral voor jongeren. Je zult wel anders moeten gaan programmeren. Natuurlijk hoop ik niet dat het mijn lot wordt om met de Vier Jaargetijden van Vivaldi te moeten gaan rondtrekken. Dáármee kun je winst halen. Maar ik heb tot nu toe nooit commerciële concessies hoeven doen aan m’n programma’s. En dat wil ik ook niet gaan doen.
Je zou met een kleinere groep kunnen gaan spelen, dan ben je goedkoper. Je kunt natuurlijk ook je koor opdoeken, dan ben je nog goedkoper. Maar mijn koor is het beste koor dat barokmuziek zingt in heel Europa! In die zin is er geen enkele reden om het op te heffen.
In ieder geval hebben collega’s beloofd me bij te staan. En er moet een heel nieuwe organisatie van de grond komen. Ik hoop dat dat met Kerst rond is. Als orkest slaan we een bladzijde om en gaan we de dingen helemaal opnieuw ijken.”

Twee jaar geleden dreigde u met uw orkest naar de Bordeaux te zullen vertrekken.
"Toen was de subsidieregeling daar veel beter dan hier. Nu is het voor zo’n verhuizing het verkeerde moment. Ook in Frankrijk ligt het momenteel lastig met subsidies.”

Intussen bent u blijkens uw agenda onverminderd druk.
"Ik ben inderdaad heel veel op reis voor gastdirecties. Ik ga nu als vaste gastdirigent drie seizoenen bij het Amerikaanse Cleveland Orchestra 18e-eeuws repertoire dirigeren. Daarnaast ben ik weer in Boston, in Chicago, in New York. Voor het eerst ga ik naar San Fransisco en naar de Berliner Philharmoniker. Vooral Amerika is druk. Je moet daar in weinig repetitietijd veel doen. Maar er is daar behoefte aan musici die met andere blik naar de 18e-eeuwse muziek kijken. Als ik in New York kom, kijken ze eerst tien minuten naar je of je van een andere planeet komt. Maar dan is er het moment dat ze zeggen: hij is in ieder geval een goede muzikant. Ik vind het een leuke ervaring, als aanvulling op mijn werk met m’n eigen ensemble, om grote orkesten te dirigeren.”

En dan speelt u Haydn, Mozart, Schubert, Mendelssohn.
Hoe doet een oudemuziekspecialist dat?„Ik probeer wat ik weet van oude muziek over te brengen op moderne instrumenten. En dan kom je een heel eind. Bij Bach koppel ik onderzoek aan een authentieke en historisch verantwoorde uitvoering. Haydn en Mozart liggen in het verlengde daarvan. Ook met die bronnen ben ik bezig geweest. De 19e eeuw is anders. Ik voer waarschijnlijk Mendelssohn een beetje ouderwets uit. Ik bekijk de muziek vanuit het verleden, en niet terug vanuit de 21e eeuw.”

Ooit zei u dat voor u de grens ligt bij de dood van Mozart in 1791.
„Ik ben nu bij 1850, want ik heb al een paar keer het Requiem van Schumann gedaan. Dat is inderdaad een enorme stap. Daarvoor ben ik ook echt gaan lezen: brieven van en literatuur over Schumann. Om te proberen de dingen te begrijpen. Als je bedenkt dat iemand een requiem schrijft voor zijn eigen dood, die hij ook nog eens zelf creëert, dan is dat heel aangrijpend. Als je dat weet, kijk je heel anders naar die muziek.”

maandag 21 september 2009

Concerto bespreekt cd Toccata's van Leon Berben

Leon Berben heeft recent een nieuwe dubbel cd uitgebracht met de Toccata's (manualiter en pedialiter) van Bach. Het is een boeiende uitgave geworden, die inmiddels is besproken in het gerenormeerde tijdschrift Concerto.

Das bekannteste Orgelwerk Johann Sebastian Bachs stammt vielleicht gar nicht von ihm: die Toccata d-Moll BWV 565. Aber das nimmt ihr nichts von ihrer grandiosen Wirkung. Und deshalb hat sie ihren prominenten Platz in Léon Berbens Einspielung der Bach'schen Toccaten zurecht. Ebenso wie das Präludium in E-Dur BWV 566, dem erst die Bach-Gesamtausgabe im 19. Jahrhundert die Bezeichnung ›Toccata‹ verpasste. Aber auch barocke Quellen nahmen es mit der Terminologie nicht immer so genau, und wer wüsste schon die Trennlinie genau zu ziehen zwischen den beiden Formen? Ein ›Vorspiel‹ (per se oder für die anschließende Fuge) stellt jede Orgel-Toccata Bachs dar, und das frei phantasierende Moment, die rhapsodische Gestaltung durch die flink über die Tasten huschenden Finger (das meint wohl ›toccare‹) ist in den meisten Bach'schen Präludien anzutreffen. Ein weiteres Beispiel für die Verwandtschaft der beiden Gattungen gibt Berben in der Gegenüberstellung von Präludium und Fuge D-Dur BWV 532 (pedaliter) und Toccata D-Dur BWV 912 (manualiter), deren formale und thematische Gemeinsamkeiten nicht zu überhören sind. Die Produktion des Labels Ramée beschränkt sich nämlich nicht auf Bachs ›klassische‹ Orgeltoccaten, sondern fügt auf einer zweiten CD die sieben pedallosen Toccaten BWV 910-916 samt einer anonymen, einst auch Bach zugeschriebenen Komposition BWV Anh. III 178 hinzu. Sie erklingen auf der Kopie eines Hamburger Zell-Cembalos von 1728. Entstanden sind diese Toccaten wohl irgendwann in dem Jahrzehnt, bevor Kammerorganist Bach im März 1714 in Weimar zum Konzertmeister avancierte. In ihrer Uneinheitlichkeit, mit zahlreichen Gestaltungsvarianten zwischen fantasiehaftem Einzelsatz und concertoartiger dreiteiliger Form, geben sie der Forschung weiterhin so manches Rätsel auf.

Berbens Cembalospiel wirkt wie ein praktischer Diskussionsbeitrag dazu, stellt zupackend und intellektuell reflektierend den frühen Claviermeister Bach vor. Dabei gelingt es ihm, die mitunter amorphen Strukturen der Sätze als sinnliches Ganzes freizulegen. Geradezu objektivierend in ihrer Klanglichkeit wirkt die Cembalo-CD allerdings im direkten Vergleich mit den expressionistischen Farbwerten der Orgel-CD. Denn da hört man nicht nur Berben mit Bach, da verschafft sich ebenso die dreimanualige Orgel der Sint-Laurenskerk im niederländischen Alkmaar Aufmerksamkeit: jenes Instrument, das der aus Hamburg stammende Franz Caspar Schnitger zwischen 1722 und 1725 aus der frühbarocken Orgel des Niederländers Galtus van Hagerbeer generierte. Berben weist im Booklet darauf hin, dass dieser Umbau manchen in Alkmaar damals sehr verstimmte. Der ›Brummtopf‹ nach moffen concept mit seinen vielen tieftönenden Prinzipal- und Zungenregistern war wohl gewöhnungsbedürftig.

Gerade das voll ausgebaute Pedal mit seinen 13 Registern samt Koppeln zu Hauptwerk und Rückpositiv bietet ideale Möglichkeiten für die fulminanten Pedalsoli in Bachs Orgeltoccaten (vor allem in den Werken C-Dur BWV 538 und F-Dur BWV 540). Kein Wunder, dass schon Helmut Walcha in den 1950er Jahren für seine legendäre, immer noch künstlerisch relevante Einspielung dieser Toccaten bei der Archiv-Produktion das Instrument in Alkmaar nutzte, das damals relativ frisch renoviert war. Berben begibt sich also in ein besonderes Konkurrenzverhältnis. Seine rhythmischen Nuancierungen, vor allem aber seine gröβere Verzierungsfreudigkeit (die sich bei einigen Toccaten auf Abschriften aus dem Bach-Umfeld stützen kann) verleihen der neuen Produktion eine charakteristische, ebenso überzeugende wie charmante Note. Wobei der Rezensent bekennt, dass er den in älteren Interpretationen gebotenen kurzen Mordent auf dem ersten Ton der d-Moll-Toccata in seiner schlichten Dramatik immer noch am wirkungsvollsten findet...
behe


Wanneer Leon Berben de volgende cd met orgelwerken van Johann Sebastian Bach gaat uitbrengen is nog niet bekend. Deze kritiek is in ieder geval een mooie opsteker, en een bemoediging om op de ingeslagen weg voort te gaan.
Eerst zal Leon Bernen een cd met clavecimbel werken van Bach uitbrengen, begin volgend jaar.

Orgelkas van de Koorkerk terug naar Utrecht

In het Reformatorisch Dagblad van vandaag staat een bericht over de plannen over van een herplaatsing van de orgelkas in de Koorkerk te Middelburg.

Onduidelijkheid over orgelkas Koorkerk

A. M. Alblas

De Koorkerk in Middelburg raakt de kas van het monumentale orgel van Peter Gerritsz. kwijt. Tenminste, als de bestuursrechter daar geen stokje voor steekt. In de advisering lijkt sprake van belangenverstrengeling.

De kas van het oudste orgel van Nederland werd in 1952 door het Rijk voor honderd jaar aan de Middelburgse Koorkerk in bruikleen gegeven, als compensatie voor oorlogschade. Al in 2007 dreigde de historische orgelkas van Peter Gerritsz. (1479/1547) uit de Zeeuwse hoofdstad te verdwijnen. De gemeente weigerde toen een monumentenvergunning af te geven, omdat niet duidelijk was wat er precies met dit unieke orgelmonument zou gaan gebeuren. En ook omdat met het verdwijnen van de orgelkas schade zou worden toegebracht aan het monumentale kerkgebouw.
Het Rijk wil nu de orgelkas van Harenkarspel, die uit 1526 stamt en in het Rijksmuseum hangt, in de Koorkerk plaatsen. Bovendien ligt er een projectplan om de orgelkas van Peter Gerritsz. met het originele binnenwerk te herenigen in de Nicolaïkerk in Utrecht, waar het orgel oorspronkelijk heeft gestaan.
Cultuurwethouder F. Streng van Middelburg ziet daarom nu geen reden meer om de vereiste monumentenvergunning te weigeren, met als gevolg dat de gemeente Middelburg overstag is gegaan.

Bezwaren
Tegen het afgeven van de monumentenvergunning zijn door zeventien deskundigen uit binnen- en buitenland uitgebreide bezwaren ingebracht. Hoofdbezwaar is dat het technisch niet mogelijk is om dit orgel weer speelbaar te maken, zonder onaanvaardbaar verlies van oude sporen en historisch materiaal.
De gemeente is niet op deze bezwaren ingegaan. De inhoudelijke discussie rekent zij niet tot haar taak. De discussie over de bruikleenovereenkomst uit 1952 vindt zij een zaak tussen het Rijk en de Koorkerkgemeenschap.
Intussen is de Stichting tot Bescherming van het Peter Gerritsz-orgel tegen de vergunningverlening in beroep gegaan bij de rechtbank. Stichtingsvoorzitter B. Viveen, tevens voorzitter van de Koorkerkgemeenschap Middelburg, zegt nooit door het Rijk op de hoogte te zijn gesteld van de verhuisplannen van Nederlands oudste orgelkas uit zijn kerk. Het is slechts bij een hoorzitting van de gemeente Middelburg gebleven.
Viveen noemt dat “bestuurlijk onzorgvuldig.” Hij wil het Rijk houden aan de overeenkomst dat de orgelkas tot 2052 aan de Koorkerk in bruikleen is gegeven. Wat Viveen betreft blijft de orgelkas daar dus hangen.
In 1956 durfde het Rijk de restauratie van het binnenwerk bij nader inzien niet aan. “Nu restauratie inmiddels kennelijk wel verantwoord is, kan de samenvoeging van kas en binnenwerk gewoon in Middelburg plaatsvinden, overeenkomstig de toezeggingen uit 1952”, zegt Viveen. Hij heeft zich per brief rechtstreeks tot minister Plasterk (Cultuur) gewend. Onder verwijzing naar de vergunningprocedure heeft deze laten weten in deze “gevoelige kwestie” geen stappen te kunnen ondernemen.

Niet onafhankelijk
In nagenoeg alle bezwaren die tegen de vergunningverlening zijn ingebracht, wordt melding gemaakt van het feit dat de procedure niet onafhankelijk is verlopen. De gemeente is wettelijk verplicht bij de verplaatsing van een monument advies te vragen aan de minister van Onderwijs, Cultuur en Wetenschappen. Dit advies wordt voor de minister uitgebracht door de Rijksdienst voor het Cultureel Erfgoed (RCE).
Maar, zeggen de bezwaarmakers, de RCE heeft zélf de omstreden samenvoeging van orgelkas en binnenwerk bedacht. Schrijver van het plan is volgens hen de senior specialist orgels, klokken, carillons en uurwerken Rudi van Straten. Het doorslaggevende advies van de RCE aan de gemeente Middelburg, waarop de verlening van de monumentenvergunning nu is gebaseerd, is door deze zelfde ambtenaar van de rijksdienst opgesteld. “Dat heeft iets weg van de slager die zijn eigen vlees keurt”, aldus de bezwaarmakers.
Verder blijkt dat Van Straten ook deel uitmaakt van het bestuur van de Stichting Orgelfonds Mooy uit Apeldoorn, die het project gaat financieren, onder de uitdrukkelijke voorwaarde dat het orgel van Peter Gerritsz. daadwerkelijk in de Nicolaïkerk te Utrecht zal worden herplaatst.

Onomkeerbaar
De onafhankelijkheid van het RCE-advies is daarmee in het geding. Een onafhankelijk advies is juist daarom zo belangrijk omdat er op dit moment onomkeerbare stappen dreigen te worden genomen, vinden de bezwaarmakers. Volgens hen heeft het er alle schijn van dat de RCE dit belangrijke erfgoed nu snel door de restauratiemolen draait en daarbij elke inhoudelijke discussie met deskundigen uit de weg gaat.
Een soortgelijke situatie deed zich een aantal jaar geleden voor bij de restauratie van het orgel in de Der Aa-Kerk in Groningen. Ook daar had de rijksorgeladviseur verregaande plannen met het orgel en moest de gemeente Groningen bij de vergunningverlening afgaan op het advies van dezelfde Rijksdienst voor de Monumentenzorg. Na een door de rechter ingesteld onafhankelijk onderzoek door TNO bleek het advies van de rijksorgeladviseur technisch onjuist. Dankzij een externe commissie is het gevaar voor het orgel daar toen afgewend.

Recensie concert van Leon Berben in Bovenkerk Kampen

Léon Berben heeft op donderdag 30 juli 2009 een concert verzorgd op het monumentale Hinsz-orgel in de Bovenkerk.
Lex Gunnink schreef een recensie, die vanwege ruimtegebrek niet in Nieuw Kamper Daglad, een uitgave van De Stentor kon worden geplaatst.

door Lex Gunnink

Donderdagavond maakte Léon Berben zijn opwachting in de serie orgelconcerten in de Bovenkerk. In Nederland is hij tamelijk onbekend, al heeft hij ondertussen wel een tiental CD’s op zijn naam staan, die internationaal werden bekroond met diverse onderscheidingen. Berben is geboren in Heerlen en studeerde aan de Conservatoria van Den Haag en Amsterdam, maar woont en werkt tegenwoordig in Keulen, waar hij onder andere lid was van het befaamde barokensemble Musica Antiqua Köln. Hij ging uit de startblokken met Bachs Fantasie in g. Wie dacht dit werk als z’n broekzak te kennen kwam bedrogen uit: Berben overrompelde alles en iedereen met een onstuimige, bijna driftige uitvoering. Heel verfrissend, een jonge organist die zich niet conformeert aan de traditionele uitvoeringspraktijk maar met een eigen visie durft te komen. Nog een verrassing: Bachs “Dies sind die heiligen zehn Gebot” in een orginele registratie, met elegant toegevoegde versieringen. In Bachs Dorische Toccata klonk opnieuw een hoger tempo dan gebruikelijk, maar het orgel had hoorbaar plezier onder de vingers van Berben, die daarbij de muziek op geen enkele manier geweld aandeed. De bijbehorende Fuga heeft een statig karakter, maar Berben had wederom zijn eigen opvatting. Door zijn lichtvoetige spel en registratie leek hij zowaar Bach nog te verbeteren.
Dat laatste deed Bachs eigen zoon Carl Philipp Emanuel trouwens ook. In diens orgelkoraal “Ich ruf zu Dir Herr Jesu Christ” leende hij eenvoudigweg het orgelkoraal van zijn vader uit diens “Orgelbüchlein”, om het vervolgens op te vrolijken met allerlei luchtige tussenspelen. Berben wist hier de sfeer uitstekend te treffen met een lieflijke uitvoering.
Léon Berben sloot zijn fraaie programma af met een kamerconcert van Vivaldi, voor orgel bewerkt door Bach. Hierin kon Berben niet helemaal overtuigen. Op papier was dit het meest lichtvoetige werk van de avond, maar uitgerekend in dit werk koos hij ervoor om de muziek zwaar aan te zetten, zowel in zijn spel als in de gekozen registraties. Daardoor deed hij het luchtige karakter van deze zonnige Italiaanse muziek toch ietwat geweld aan. Het was een boeiende avond, omdat Léon Berben een organist met smoel is: hij heeft zijn eigen opvattingen over muziek en durft die luid en duidelijk over het voetlicht te brengen.

dinsdag 28 juli 2009

Voorbereidingen van Leon Berben op het concert


Afgelopen maandag is Leon Berben in Kampen geweest om de registraties uit te zoeken voor het concert dat hij aankomende donderdag 30 juli gaat verzorgen in de Bovenkerk te Kampen, op het Hinsz-orgel. Hij deed dat samen met zijn collega Wolfgang Kostujak.


Af en toe gingen Wolfgang en Leon naar beneden, om te luisteren naar de registraties.

Hieronder een foto van Wolfgang Kostujak, die een opmerking maakt...
Het Hinsz-orgel in de Bovenkerk te Kampen heeft in totaal vier klavieren, is zeker de moeite van het beluisteren waard.

zaterdag 11 juli 2009

Orgelconcert Léon Berben in Bovenkerk

Op donderdag 30 juli geeft Léon Berben een concert in de Bovenkerk te Kampen. Hij zal dan het fraaie Hinsz-orgel bespelen. Hieronder treft u een kort interview met hem aan, naar aanleiding van zijn eerste kennismaking met dit instrument.

De in Heerlen geboren, en in Keulen woonachtige Léon Berben was de laatste klavecinist van het beroemde, en inmiddels opgeheven ensemble voor oude muziek Musica Antiqua Köln, dat destijds door Reinhard Goebel is opgericht. Hoewel Léon met een aantal leden nog steeds kamermuziek uitvoert, richt hij zich steeds meer op een solocarrière als organist en als klavecinist. Hij heeft uitnodigingen ontvangen naar belangrijke festivals, zoals het Rheingau Musik Festival, klavierfestival Ruhr, en verschillende belangrijke historische orgels zoals in Muri, Schlägl, Weener, Kampen. Orgelconcerten in Frankrijk en Spanje staan ook op het programma, evenals een debuut in Tokio. Dat is niet verwonderlijk, want hij heeft de afgelopen jaren diverse onderscheidingen ontvangen (o.a. een CHOC voor zijn Hassler CD, een Diapason D’Or voor zijn cd’s met orgelwerken van William Byrd, Cabanilles e.d.. Ook heeft hij al 4 keer de Vierteljahres Preis der Deutschen Schallplatten Kritik gekregen voor de verschillende van zijn cd’s. Daarnaast staat een integrale uitvoering op cd met de klavierwerken van Sweelinck en Johann Sebastian Bach op stapel. De dubbel cd met de Toccata’s van Bach, voor klavecimbel en orgel (Grote- of Sint Laurenskerk te Alkmaar) is onlangs uitgekomen bij het label Ramée, evenals de cd met fluitsonates van Johann Joachim Quantz (1697-1773), bij Naxos, met voormalige leden van Musica Antiqua Köln..
In september heeft Léon de sleutels van de Bovenkerk gekregen om eens kennis te maken met het Hinsz-orgel, en de ruimte waarin het staat opgesteld. Naar aanleiding van deze ervaringen, leggen wij deze ‘nieuwkomer’ in Kampen een aantal vragen voor.

Kun je iets vertellen over jouw eerste ervaringen met het Hinsz-orgel?
Mijn Indruk van het hoofdorgel in de Bovenkerk is dat het een prachtig instrument is. Het is een geweldig ‘laat-barok’ of ‘hoogbarok’ orgel, waarin een volmaakte synthese is bereikt tussen de heel oude stemmen en de 18e eeuwse registers. Bovendien klinkt het orgel erg fraai. De akoestiek van de ruimte is weliswaar lang maar blijft altijd duidelijk, ook wanneer je in een hoog tempo speelt. Indrukwekkend is het plenum van het orgel. Het heeft iets ‘Noord Duits’, maar met een sprankelende en briljante bekroning.
Ik heb genoten van die mooie, intens klinkende fluiten! Het is ook een ideaal orgel om werkenvoor Johann Sebastian Bach en zijn zoon Carl Philip Emanuel te spelen... Het heeft een geweldig plenum voor Fantasia in g-moll (BWV 542), dat staat als een huis, terwijl je in de ‘dorische’ Toccata (BWV 538) haast kamermuzikale kleine plena tegenover elkaar kan zetten. En de vier klavieren zijn uitermate geschikt om allerhande echo’s te maken in het Concerto in C-Dur (BWV 594), dat een bewerking is van een vioolconcert van Vivaldi.

Had je dit orgel wel eens live gehoord? Of kende je het orgel van de cd?
Als student aan het Haags conservatorium heb ik ooit een orgelconcert bezocht, en was toen zeer onder de indruk van het instrument! Ik herinner me nog goed de fagot van het Rugwerk

Je bent in Limburg geboren, en woont al jaren in Duitsland. Is er een verschil ik cultuur?
Als Zuid Limburger is er niet zo’n groot verschil. Ik kom niet uit Maastricht waar alles meer Frans georiënteerd is, maar uit Heerlen, vlak aan de grens... Keulen is een erg open, weliswaar grote stad (meer dan 1 miljoen inwoners) maar ook een vriendelijke en overzichtelijke stad. Ik woon er erg graag. Keulen ligt ook erg centraal, zodat je overal snel terecht kunt. Bovendien is het vliegveld niet ver weg; erg praktisch dus. Het leven is er wel iets sneller dan in het Zuiden van Nederland, maar dat bevalt mij erg goed; zo gebeurt er tenminste nog eens iets! En Keulen heeft natuurlijk een traditie op het gebied van de ‘oude muziek’ hoog te houden, weliswaar bestaat Musica Antiqua Köln niet meer, helaas moet ik zeggen…

In de personalia staat dat je meer gaat toeleggen op solospel. Wat is daarvan de reden? Het spelen in ensembles is toch ook mooi?
Solospel is fantastisch! Je hebt weliswaar zelf helemaal de verantwoording, maar het is enorm boeiend om in de historische stukken te duiken, de oude bronnen te lezen, en die in muziek om te zetten. Dit heeft natuurlijk veel invloed op de manier van spelen: snel is snel, een adagio ook echt langzaam, en er blijkt zeer veel versierd te zijn. Dit ‘bewijzen’ de afschriften van de Toccata’s van Bach, die ik onlangs heb opgenomen. Deze versieringen zijn, zoals vaak wordt beweerd, geen latere toevoegsels uit de tijd na 1750. Nee, al vroeg in de 18de eeuw werd er versierd, ook om de orgel en klavecimbeltoon te beleven!
Goede kamermuziek is een lust om te spelen. Neem het Musikalisches Opfer van Bach, geweldig, dat we afgelopen jaar hebben uitgevoerd. Zelfs deze toch moeilijke en intellectuele muziek waardeert het publiek zeer. Het is ontzettend mooi om samen te spelen met mensen die je goed kent, zoals met de fluitiste Verena Fischer (ook van Musica Antiqua Köln), en met wie je de afgelopen jaren hebt gestudeerd, dat je daar nu de vruchten van kunt plukken! Met haar, en de cellist Klaus-Dieter Brandt, hebben we voor Naxos een dubbel cd met Twaalf fluitsonates van de Zweedse componist John Helmich Ramon uitgebracht.

Nieuwste cd met Kantaten van Bach

Masaaki Suzuki heeft weer een nieuwe cd met Kantaten van Bach uitgebracht. Het betreft inmiddels nummer 43.

Berben start serie met orgelwerken van Bach

Leon Berben is gestart met een serie cd's met orgelwerken van Johann Sebastian Bach, bij het label Ramee. Hij start de serie in de Grote- of Sint Laurenskerk te Alkmaar, en speelt daarop de Toccata's voor orgel alsmede de Preludium und Fuge D-Dur (BWV 532), dat geldt als een jeugdwerk van Bach.
Op de andere cd speelt hij de Toccata's voor klavecimbel.
Het is nog niet bekend of het een integrale serie gaat worden, omdat er al vele series in de afgelope jaren zijn verschenen. Vastaat dat Leon Berben mooie orgels uit Europa gaat selecteren, uit de periode dat Bach leefde.

Fluitsonates van Johann Joachim Quantz

Naxos heeft een interessante cd uitgebracht met Sonates voor fluit van Johann Joachim Quantz (1697-1773). Het gaat hier om de nummers 272-277. Quantz werd in Göttingen geboren, en studeerde bij Jan Dimas Zelenka en Johann Joseph Fux. Hij wordt gerekend tot de belangrijkste componisten die voor fluit heeft geschreven.

De uitvoeren-den zijn Verena Fischer (Traverso), Klaus-Dieter Brandt (Cello) en Leon Berben (Klavecim-bel). Ze hebben, als oud leden van het befaamde ensemble Musica Antiqua Koln, vorig jaar ook een dubbel cd uitgebracht met de Twaalf fluitsonates van Johann Helmich Roman (1694-1758), voor het label Naxos (8.570492-93).
In het spel is de drive waarneembaar, die Musica Antiqua Koln kenmerkte. Het is heerlijke muziek om naar te luisteren.

vrijdag 10 juli 2009

Intro

Op deze blog besteed ik aandacht aan oude muziek, uitgevoerd op authentieke instrumenten. Speciale aandacht gaat uit naar muziek die is geschreven voor orgel, klavecimel en ensemble. In sommige kranten staan interessante artikelen die de moeite van het lezen waard zijn, en die ik graag aan u wil doorgeven. Datzelfde geldt voor sommige recensies van cd's, die de moeite van het beluisteren waard zijn.
Ook krijgen cd's van Leon Berben (orgel en clavecimbel) en Masaki Suziki (Cantaten van Johann Sebastian Bach) aandacht.
Aan de rechterzijde van de blog treft u een overzicht aan van concerten van Leon Berben, Harald Vogel, Wolfgang Zerer e.a., die de nodige sporen hebben verdiend in de Oude Muziek.