dinsdag 1 juni 2010

Heiko ter Schegget als speler en bouwer

In het Reformatorisch Dagblad van 28 mei stond een lezenswaardig interview met blokfluitsit or fluitbouwer Heiko ter Schegget.

Heiko ter Schegget speelt zingend blokfluit


Jaco van der Knijff

Er zijn maar een paar mensen in de wereld die het combineren: blokfluit spelen op topniveau én zelf blokfluiten bouwen. Heiko ter Schegget (52) uit Doorn is een van hen.

In de studio annex werkplaats in zijn achtertuin laat Heiko ter Schegget zijn verzameling zien: zo’n tachtig blokfluiten in een kast, gesorteerd op lengte. „Ik leen er nog wel eens een uit aan studenten. Zo kan ik zien welke er niet is.”

Zijn collectie vormt net een kerkorgel, zegt de blokfluitist. „Je kunt eindeloos blijven bouwen: naast de gewone sopraan-, alt-, tenor- en basblokfluiten heb je nog kleinere en nog grotere – de langste die ik ooit bouwde is 1,85 meter. Er zijn blokfluiten op alle mogelijke toonhoogtes: f, g, a, bes, c, d en es. En als je bouwt naar historische voorbeelden, moet je ook nog onderscheiden naar het land waar een fluit werd gemaakt. Er is een duidelijk verschil tussen Franse, Duitse, Italiaanse en Engelse instrumenten. Ze hebben allemaal hun eigen karakter. Het verschilt zelfs per streek. Heb je een 18e-eeuwse blokfluit uit Weimar, dan heeft die een andere toonhoogte dan een instrument uit diezelfde tijd die in Berlijn is gemaakt. Dat betekent dus ook een klankverschil. Heel fascinerend!”

In twee dagen tijd maak je van een buxusstammetje een blokfluit, zegt Ter Schegget. „Maar daarna volgt een lang proces waarbij de fluit ingespeeld moet worden: nat, droog, afstellen. Voordat het instrument stabiel en uitgekristalliseerd is, gaat er wel een jaar overheen.”

Boven zijn draaibank heeft Ter Schegget een grote foto hangen van de blokfluitenverzameling van de beroemde dirigent en blokfluitist Frans Brüggen (75). „Vroeger was hij als blokfluitist mijn idool. Maar hij bleek ook een ongelooflijk mooie verzameling 17e- en 18e-eeuwse blokfluiten te hebben.”

Soms mag Ter Schegget er eentje lenen. „Voor de Händel-cd die ik vorig jaar maakte, wilde ik per se een Engels instrument van rond 1700 gebruiken. In Londen werkte destijds de blokfluitbouwer Peter Bressan. Het is vrijwel zeker dat Händel hem gekend heeft en de klank van zo’n Bressanfluit in gedachten heeft gehad. Alleen, er zijn maar heel weinig originele fluiten uit die tijd bewaard gebleven die ook nog goed bespeelbaar zijn. Blokfluiten die je gebruikt, slijten snel: ze worden steeds weer vochtig en de adem zorgt voor erosie. Brüggen leende me echter een prachtige altblokfluit van Bressan die in zeer goede staat verkeert.”

Momenteel is Ter Schegget bezig met de voorbereidingen voor een cd met fluitwerken van Telemann. Hij wil daarvoor een instrument van rond 1700 van een Berlijnse en een van een Leipziger blokfluitbouwer bespelen. De eerste kan hij van Brüggen lenen, de tweede ligt in een Duits museum. „Het is een heel getouwtrek om dat voor elkaar te krijgen. Ik begrijp de terughoudendheid van een conservator wel, hoor. Zo’n fluit is zo kwetsbaar. Hij verandert ook heel snel als je erop speelt. Voor een opname moet je dan ook heel efficiënt te werk gaan: je kunt maar een halfuur per dag spelen, en dan moet je ’m weer met rust laten. Aan de andere kant is het goed is als zo’n instrument gedocumenteerd wordt op cd.”
Zijn kopieën van oude instrumenten niet toereikend? "Ik ben al jaren bezig met het maken van kopieën. Maar ik ben er wel achter dat we niet in staat zijn de schoonheid en akoestische kwaliteit van de renaissance en de barok te bereiken. Waar ’m dat in zit? Dat is me nog altijd een raadsel. We kunnen als het gaat om afmetingen en houtgebruik de originele instrumenten van toen tot op de honderdste millimeter benaderen. Maar ik houd het erop dat het voor ons niet mogelijk is de echte ”baroksmaak” te ontwikkelen. Wij zijn bijvoorbeeld altijd, onbewust, op zoek naar egaliteit. De afstanden tussen de verschillende tonen moeten gelijk zijn. Dat wilde men vroeger juist niet. Elke toonhoogte had haar eigen kleur. Daardoor werd een instrument veel rijker, karaktervoller, weerbarstiger ook. Ik probeer die oude klank te benaderen met mijn kopieën. Sterker nog, ik ben juist ooit begonnen vanuit een stuk onvrede met de instrumenten die voorhanden waren. Daarom heb ik me erin gestort, op zoek naar die oude, barokke klank. Maar het niveau van een 18e-eeuwer, dat bereik ik niet.”
De fascinatie voor de blokfluit begon toen Heiko ter Schegget tien jaar was. „Als kind zong ik eerder dan dat ik praatte. Dus ik had een muzikale geest. Maar tot m’n tiende heb ik daar niks mee gedaan.” Zijn vader was de predikant en latere hoogleraar G. H. ter Schegget. „Ik woonde in Vreeland, op Curaçao, in West-Berlijn en vanaf m’n 7e hier in de provincie Utrecht. Nog altijd beweeg ik me makkelijk in internationale gezelschappen. En ik heb aan het conservatorium al meer dan twintig jaar een internationale klas.”
Heiko sportte veel, tafeltennis. „Maar mijn ouders wilden dat ik toch wat met muziek ging doen. Ik dacht: Oké, dan kies ik een instrument dat goedkoop is: de blokfluit. Ik stop er toch zo weer mee. Dan jaag ik m’n ouders niet op kosten. Na drie blokfluitlessen was ik echter verkocht. De melodist in mij kwam weer boven. Ik raakte verknocht aan het blaasinstrument.”
Als jonge tiener studeerde hij ontzettend veel. Ieder weekend speelde hij in een ensemble in Doorn. „Ik zong ook, Schubert bijvoorbeeld. Maar met mijn stem was ik een stuk onhandiger dan met mijn vingers op de blokfluit. Dus is het de fluit geworden. Ik zeg wel eens gekscherend tegen mijn studenten: „Een goede blokfluitist is een gefrustreerde zanger.” Daar zit wel een kern van waarheid in. De blokfluit is het instrument dat het dichts bij de menselijke stem ligt. Er zit alleen een eenvoudig houtje tussen. Je moet dan ook zingend blokfluit spelen. In oude boeken kom je dat advies tegen: imiteer met je fluit de zangers, in articulatie, frasering, melodische lijnen.”
Op z’n 13e wist Heiko dat hij naar het conservatorium wilde. Zo ver kwam het ook. Daar bloeide de knop verder open. „Leo Meilink bracht met zijn enorme passie mij de liefde voor de muziek bij. Marion Verbruggen leerde me dat het allemaal ook ambachtelijk in orde moet zijn.”
In het eerste jaar van zijn studie begonnen ook zijn bouwactiviteiten. „We kregen een cursus blokken bouwen, dus hoe je het blok boven in de kop van de fluit vervaardigt. Ik ontdekte dat een bestaande fluit beter ging werken als ik een nieuw blokje sneed. Dat fascineerde me, ik werd er heel handig in. Studenten kwamen naar me toe. Op zeker moment was ik in de weekenden voor studenten door heel Nederland blokken aan het snijden.”
Toen kwam de vraag: Waarom niet een hele fluit zelf bouwen? „Ik zocht contact met blokfluitbouwers in Nederland en Duitsland, die me tips gaven. Ik heb nooit meer les gehad in de blokfluitbouw, dus ik ben bijna autodidact.”
Na zijn studie werd Ter Schegget al heel snel hoofdvakdocent blokfluit aan het conservatorium. „Ik heb geluk gehad, ja. Maar het is ook een grote verantwoordelijkheid. De studenten zijn helemaal aan je overgeleverd.”
Drie volle dagen heeft hij momenteel om in Utrecht zo’n zestien hoofdvakstudenten op te leiden. „In Duitsland is dat meer dan een volledige baan. Ik moet het in drie dagen doen. Het is in Nederland schrikbarend slecht gesteld met de onderwijscondities aan de conservatoria. Als ik acht studenten zou hebben, zou ik m’n handen vol hebben om ze allemaal de persoonlijke aandacht te geven die nodig is. Dat kan ik ze nu niet bieden. Dat is frustrerend en doet pijn.”
Met het ”schoolblokfluitimago” van zijn instrument houdt Ter Schegget zich niet bezig. Niet meer. „Als ik als puber moest vertellen wat ik speelde, dan mompelde ik iets over een fluit. Ik schaamde me. Maar daar heb ik geen last meer van. De blokfluit is een heel oud instrument, dat in al z’n eenvoud toch zeer complex is. Hij heeft daarbij een enorme eerlijkheid. Je hebt niks om je achter te verschuilen. Het is ontroerend hoe je op een eenvoudig stukje hout zulke mooie muziek kunt maken. Dan komt overigens het instrument ook op de tweede plaats. Het gaat om de muziek. Het hoogste doel is altijd dat de mensen vergeten dat je op een blokfluit speelt.”

Heiko ter Schegget
Heiko ter Schegget (52) uit Doorn studeerde blokfluit aan het Utrechtse conservatorium bij Leo Meilink en Marion Verbruggen. Op 27-jarige leeftijd werd hij hoofdvakdocent blokfluit aan het conservatorium van Maastricht, vier jaar later kwam hij in Utrecht terecht, waar hij nog altijd de hoofdvakken blokfluit en kamermuziek doceert.
Ter Schegget werkte mee aan een groot aantal cd-producties, waaronder het Bachcantateproject van Ton Koopman. Met de Israëlische klavecinist en organist Zvi Meniker maakte hij in 1995 zijn eerste solo-cd, met daarop werken van Bach. Vorig jaar verscheen bij het label MDG van het tweetal een opname met sonates voor blokfluit en klavecimbel van Händel.
Ter Schegget bouwt zelf, op basis van historische voorbeelden, zijn eigen blokfluiten.

www.heikoterschegget.nl

Gebroeders Kijken en Gustav Leonhardt

In het Nederlands Dagblad stond 21 mei een artikel over de gebroeders Kuijken en Gustav Leonhardt.

Barokmusici na lange tijd weer samen

van onze redactie muziek

Nu spelen ze nog maar zelden samen: de Vlaamse gebroeders Kuijken met de Nederlands klavecinist Leonhardt. Op 31 mei spelen ze voor het eerst sinds vele jaren weer eens in Nederland, in het Gelderse De Glind.

In de jaren zeventig en tachtig traden ze veel samen op, maar later werd dat steeds minder. Ieder kreeg zijn eigen beslommeringen en muzikale contacten. Violist en gambaspeler Sigiswald (66) is momenteel vooral bekend als dirigent van het orkest La Petite Bande, Barthold (61) speelt blokfluit en traverso - de barokke dwarsfluit - en geeft les aan diverse conservatoria. De oudste van de drie, Wieland (71), is evenals Sigiswald gambist, en doet het wat rustiger aan. Gustav Leonhardt (81) bespeelt het klavecimbel, maar is ook bekend als organist en dirigent.

Tien jaar geleden
Wieland Kuijken kan zich niet herinneren wanneer hij voor het laatst met zijn broers en Leonhardt in Nederland heeft gespeeld. ,,Dat moet al meer dan tien jaar geleden zijn geweest. Daarna hebben we dat in andere landen nog wel gedaan, maar toch niet zo vaak als vroeger. Het is moeilijk data te vinden waarop we alle vier kunnen, we zijn nog erg actief in de muziekwereld, hoewel we op een na - mijn jongste broer Bart - officieel al gepensioneerd zijn.''
Er is nog een andere reden waarom het kwartet wat minder actief is. ,,Het repertoire is niet zo groot als voor andere combinaties van instrumenten. Al kunnen we wel putten uit werk van bijvoorbeeld Carl Philip Emmanuel Bach.''

Dorpskerk
Het concert op 31 mei vindt plaats in de dorpskerk van De Glind (gem. Barneveld). Het programma is volgens Kuijken een goed voorbeeld van wat ze met hun vieren kunnen spelen. Er staan werken op van Telemann, vader en zoon (C.Ph.E.) Bach en Couperin. Van de Fransman wordt een concert voor twee instrumenten gespeeld, in dit geval op twee gamba's. Van Johann Sebastian Bach klinkt de triosonate uit het 'Musicalisches Opfer' (BWV 1079).
Het concert wordt georganiseerd door de stichting Oude Muziek Barneveld.

Meer info en reserveren: http://www.oudemuziekbarneveld.nl/

© Nederlands Dagblad – 21 mei 2010

maandag 26 april 2010

Twee nieuwe recensies cd met orgelwerken van Vincent Lübeck

Inmiddels zijn twee kritieken verschenen, die de nieuwste cd van Léon Berben positief waarderen. Het betreffen hier een tweetal kritieken uit Duitsland.

De eerste recensie is te vinden in:

Rondomagazine:

Es schnarrt und näselt, es rauscht, dröhnt und klingelt, ab und zu klappert ganz gewaltig die Traktur: Nichts geht über barocke Orgelmusik, die auf den genuin dafür vorgesehenen historischen Instrumenten dargeboten wird. Die höchst lebendige und ungemein charakteristische Klangfarbenwelt der Arp-Schnitger-Orgeln in Hamburg (St.-Jacobi Kirche) und im ostfriesischen Weener (St.-Georg) passen einfach hervorragend zur Orgelmusik Vincent Lübecks. Und der 1970 im Niederländischen Heerlen geborene Léon Berben geht außerdem kompetent mit der frühbarocken Musik um: Die rhetorischen Elemente der Stylus-phantasticus-Passagen in den Präludien und Praeambuli des Programms gestaltet er sehr schlüssig, und die satztechnisch bündigen Abschnitte erlangen in seiner Interpretation ein hohes Maß an zugkräftiger Stringenz. Hinzu kommt ein kundiger Einführungstext vom Organisten selbst, der neben seinem Informationswert auch noch die Gewissheit mit sich bringt, dass Berben sich wirklich erschöpfend intensiv mit der dargebotenen
Musik, ihrem Umfeld und den Fragen ihrer Ausführung beschäftigt hat. Insgesamt also eine CD, die
von Fans frühbarocker Orgelmusik – und solchen, die es werden wollen – nicht übersehen werden
sollte.

De tweede kritiek is te vinden in het tijdschrift:

Klassik.heute

Empfehlung
Im Schatten so berühmter Musiker- und Komponistenpersönlichkeiten wie Bach oder Mozart zu stehen, macht es für Komponisten bis heute nicht einfach, aus diesem herauszutreten. Übermächtig ist die Präsenz der großen Tonsetzer in Konzert und Liturgie und auch auf dem Tonträgermarkt.
Daher sind Aufnahmen wie die vorliegende mit Orgelwerken des Hamburger Organisten, Komponisten und Orgelsachverständigen Vincent Lübeck (1654-1740) umso nötiger und wichtiger.
Schreibt doch schon Johann Mattheson in seinem 1739 erschienen Kompen-dium Der vollkom-mene Capell-meister:
„Insbesondere gehet wol Händeln so leicht keiner im Orgelspielen über; es müste Bach in Leipzig seyn: Darum auch diese beyde, ausser der Alphabetischen Ordnung, oben an stehen
sollen... Nächst diesen sind berühmt: Böhme in Lüneburg, Callenberg in Riga; Clerambault in Paris... Lübeck in Hamburg...“
Vincent Lübeck, 1654 in Padingsbüttel geboren und von 1702 bis 1740 Organist an der Hamburger Hauptkirche St. Nicolai, teilt das Schicksal des Dornröschenschlafes mit vielen seiner „Kollegen“ wie Scheidt, Bruhns, Reincken, Weckmann – und das völlig zu Unrecht, wie diese Einspielung von León Berben an den Arp Schnitger-Orgeln von St. Jacobi (Hamburg) und St. Georg (Weener) eindrucksvoll unter Beweis stellt. Eine verhängnisvolle Kombination von einer Bach- und Buxtehude-lastigen Unterrichtslage an den Musikhochschulen über viele Jahrzehnte und der Nische „Orgelmusik“ im Allgemeinen verhindern, dass solche Pretiosen einer breiteren Öffentlichkeit bekannt werden.
Berbens Einspielung auf den vorbildlich restaurierten Instrumenten stellt die Klangwelt jenseits der großen Bachschen Architekturen vor, mit sehr viel Spielfreude, großer Virtuosität und abwechslungsreicher Registrierkunst.
Was soll man dieser und ähnlichen Einspielungen wünschen? Dass, angeregt durch eben solche Klangdokumente, die Musik von Vincent Lübeck den Weg von den Ohrstöpseln und Stereoanlagenbewehrten
Wohnzimmerlandschaften hinaus in die regelmäßige liturgische und konzertante Praxis der Kirchen und Konzertsäle findet. Man wird so manches Stück des großen Thomaskantors dann mit anderen Ohren hören und ihn nicht alleine auf den Säulen des großen barocken Tonheiligen stehen lassen. In Gesellschaft geht es einem denn doch besser.

Frank Höndgen (29.03.2010)

Künstlerische Qualität:10 Bewertungsskala: 1-10

Klangqualität:10

Gesamteindruck:10

Orgelbuchlein uitgevoerd door Bram Beekman

In het Reformatorisch Dagblad van 20 april staat een recensie van de nieuwste cd van Bram Beekman.

Het 'Orgelboekje' van Bach

tekst J. Veerman

In 1713 schreef Bach een ”Orgelboekje” met 46 koraalbewerkingen van toenmaals bekende kerkliederen. Compacte bewerkingen waarin een meestal onversierde melodie in drie stemmen door verwante motieven wordt begeleid. In 1991 zette Bram Beekman het ”Orgelboekje” op cd, spelend op het 17e-eeuwse Boschorgel in Vollenhove. Vorig jaar deed hij dit opnieuw, maar nu op zijn eigen instrument: het 18e-eeuwse De Rijckereorgel van de Oostkerk in Middelburg.
Ofschoon Beekman de koralen even degelijk uitvoert als in 1991, is deze cd geen kopie van de vorige. Klonken de bewerkingen in Vollenhove stevig en compact, in Middelburg klinken ze, dankzij een ruimtelijker opname en andere registraties, weidser en galanter. Door de omfloerste fluiten uit de Oostkerk krijgen koralen als ”Christum wir sollen loben schon” zelfs een mystieke gloed.
Het cd-boekje bevat de inleiding uit 1991 door de Middelburgse Bachkenner prof. Albert Clement. Jammer is dat de teksten en melodieën van de koralen niet opnieuw zijn afgedrukt en dat er geen registraties worden vermeld.
Verder is het jammer dat op een cd als deze zo veel onbekende liederen staan: weliswaar komt twee derde van de melodieën uit Bachs ”Orgelboekje” voor in het Liedboek voor de kerken, maar slechts een derde is in een gemiddelde gemeente bekend. Gelukkig wonen er in ons land, van Groningen tot Middelburg (De Vries, De Jong) en van Rijssen tot Amsterdam (Sanderman, Winsemius), bekwame organisten die wat Bach deed nadoen in hun bewerkingen over bij ons bekende psalm- en gezangmelodieën. Zodat het doel van het ”Orgelboekje”, „om de hoogste God te eren”, in de eredienst niet verloren gaat.

Bach – Orgel-Büchlein BWV 599-644, Bram Beekman, De Rijckere-orgel Oostkerk Middelburg; Prestare (3331562); € 18,50.

zondag 25 april 2010

Nieuwe cd met werken van Bach, door Léon Berben

Recentelijk is een nieuwe cd met fantasien van Bach, voor clavecimbel, verschenen. Deze zijn uitgevoerd door Léon Berben, op het nieuwe label...
Het spel is zeer verzorgd, met een heerlijke drive. Hieronder volgt de track List:


Fantasia & Fugue in A minor BWV904
Fantasia & Fugue in A minor BWV944
Fantasia chromatica & Fugue in D minor BWV903
Fantasia in B minor BWVdeest
Fugue on a theme by Albinoni in B minor BWV951a
Fantasia & Fugue in C minor BWV906
Fantaisie sur un Rondeau in C minor BWV918
Fantasia in C minor BWV1121
Fantasia duobus subiectis in G minor BWV917
Fugue in A minor BWV959
Fantasia in A minor BWV922

woensdag 7 april 2010

Peter Kooij in gesprek

In het Reformatorisch Dagblad staat en lezenswaardig interview met de bas Peter Kooij, die onder anderen participeert in de serie van Kantaten van Bach, onder leiding van Masaaki Suzuki

De tekstuitbeelding telt

Gert de Looze

Hij bezat volgens zijn conservatoriumdocenten onvoldoende talent. Toch zingt de beroemde bas Peter Kooij nog altijd. Het is een heerlijk vak, vindt hij. Vooral als Bach op de lessenaar staat, want die muziek verveelt nooit.

Peter Kooij (1954) bakte er niks van. Bijna veertig jaar geleden wezen docenten van het Utrechts Conservatorium hem de deur. In hun ogen bezat hij te weinig talent om ooit met zingen zijn brood te kunnen verdienen.
De bas kan er nu om lachen. Hij zingt, doceert en dirigeert dat het een lieve lust is. Hij werkt samen met grote dirigenten als Philippe Herreweghe en Masaaki Suzuki. Met de laatste realiseert hij de opname van alle Bachcantates.
Muziek kreeg Kooij met de paplepel ingegoten. Zijn vader Maarten werkte tijdens Peters jeugd als cantor-organist en dirigent in Soest. Moeder Ine zong als soliste en was lid van het NCRV Vocaal Ensemble. Zoonlief mocht zich vanaf zijn zesde laten horen in het kinderkoor van de Oude Kerk in Soest. Zijn vader liet hem daar kennismaken met werken van Schütz, Bach en Schönberg.
De zanger herinnert zich weinig uit die tijd. „Ik hoorde pas oude radio-opnames van het jeugdkoor. Er werd vroeger wél muziek gemaakt. Kom daar vandaag de dag eens om. De zangcultuur is in Nederland in het slop geraakt. Op scholen wordt vrijwel niets meer aan muziek gedaan.”
Kooij maakt zich zorgen: „De nadruk ligt op consumeren. Internet, tv, dvd’s en cd’s vullen de hoofden. Jongeren lezen weinig, waardoor de eigen fantasie vervlakt.”
De musicus nam als puber het zangersvak niet serieus. „Het leek me niets om daar mijn brood mee te verdienen. Ik koos voor de viool. Helaas gooide een zenuwontsteking tijdens het vierde jaar van mijn conservatoriumstudie roet in het eten en moest ik noodgedwongen stoppen. Toen heb ik toch maar auditie voor zang gedaan.”
De achttienjarige student mocht starten in de klas van Dora Lindeman. De contacten tussen de zangpedagoge en Kooij verliepen niet altijd even soepel. „Lindeman adviseerde mij ergens auditie te gaan doen, in de hoop dat ik vooraf mijn lange haren af zou knippen. Ik klopte aan bij het Groot Omroepkoor en werd direct aangenomen. Toen ik mij op de eerstvolgende zangles meldde met ongewijzigd kapsel en vertelde dat ik al drie dagen met het omroepkoor had gewerkt, ging mijn docente door het lint. Ik moest direct een punt achter die kooractiviteit zetten omdat die mijn stem ruïneerde. Ik heb haar advies niet opgevolgd.”
Toen de student uiteindelijk werd weggestuurd, hielp zijn verweer over zangervaring in het Groot Omroepkoor niets. „De docenten keken neer op koorzangers. Grote onzin natuurlijk.”
Kooij ging niet bij de pakken neerzitten, maar belde Max van Egmond – een bas die hij bewonderde. „Ik heb bij hem aan het Sweelinck Conservatorium in Amsterdam het diploma zang gehaald. Hij leerde me onder andere niet alleen met mijn eigen stemmetje bezig te zijn, maar ook betrokken te zijn op het orkest. Je maakt sámen muziek.”

Een zanger is zijn eigen instrument. Maakt hem dat kwetsbaar?

„Helemaal niet. Een zanger vertolk een tekst, wat een extra dimensie geeft. Vooral recitatieven bieden ongekende mogelijkheden om te kleuren. Ik kan er vrijwel alle gemoedstoestanden in kwijt.
Helaas komen veel mensen niet aan tekstinterpretatie toe. Ze verliezen zich in toontjes en techniek, terwijl uitbeelding van de woorden telt. Ik kom het gebrek aan tekstanalyse veel bij studenten tegen. Het helpt al wanneer ik hun vraag iets eerst uit te spreken en pas daarna te zingen. Ze staan veelal met een mond vol tanden als het gaat over de betekenis van een tekstgedeelte.
Soms hoor ik leden van een strijkkwartet overleggen: Als we denken dat er in deze passage dit gebeurt en het op die manier spelen… Zoiets kan tot misverstanden leiden. Voor een zanger is dit uitgesloten, want hij krijgt zijn tekst op een presenteerblaadje aangereikt. Ik geef graag les om mensen hiervan bewust te maken.”

Waarom legt u zo veel nadruk op tekstinterpretatie?

„Het is de belangrijkste opgave voor zangers. Dat houd ik ook studenten voor. Tijdens een concert zitten er misschien twee mensen die een zangopleiding volgden in de kerk. Zij letten op technische details. De honderden andere luisteraars komen voor de tekst.
In een aria speelt het orkest vaak de melodie die een zanger even later zingt. Sommige dirigenten doen maar wat, omdat ze zich nauwelijks in de tekst verdiepen. Dan trek ik aan de bel, omdat ik vind dat de begeleiding de blauwdruk moet geven voor de articulatie van de tekst.”

Nemen dirigenten u dergelijke kritiek in dank af?

„Van die kritiek is tegenwoordig nog weinig sprake, omdat ik voor 99 procent met dirigenten werk bij wie ik me thuis voel. Als er een verschil in visie openbaar komt, praten we daar op een vriendschappelijke manier over.
Het gebeurde vroeger wel eens dat orkestleden zeiden: Wilt u harder zingen, want we horen u nauwelijks. Dan moet ú zachter spelen, was altijd mijn reactie. Ik ben vrij direct. Dergelijke opmerkingen hebben me uitnodigingen voor concerten gekost, maar dat maakt me niet uit. Ik ga mijn eigen weg. Sommige collega’s hebben een minderwaardigheidscomplex omdat ze niet sterk genoeg zouden overkomen. Ik vind het veel indrukwekkender om af en toe zacht te zingen.”

U gaat als barokspecialist door het leven. Een eretitel?

„Zeker. Ik woon liever in een kasteel dan in een doorzonwoning. Ik geniet ontzettend van composities uit de zeventiende en de achttiende eeuw. Vooral de Noord-Duitse barok, werk van bijvoorbeeld Telemann, Bruhns en Meder, ligt mij na aan het hart. Neem ”Wie liegt die Stadt so wüste” van Weckman, gecomponeerd tijdens een pestepidemie. Harmonische wendingen sluiten naadloos aan op de tekst. De ontreddering, de angst, maar ook het zich vastklampen aan God zijn samengebald in de muziek.
Ik heb weinig op met de meeste opera’s. Ze gaan mij niet diep genoeg. Wat moet ik met flauwe verhaaltjes over allerlei intriges?
Er zijn ook barokcomponisten die ik liever aan mij voorbij laat gaan. Händel zou goed voor de stem hebben geschreven, hoor ik regelmatig. Inderdaad, elke opera bevat wel een prachtige aria. Maar harmonisch gezien is veel van zijn muziek niet interessant genoeg en mist ze diepgang. Tijdens het uitvoeren van dergelijke werken betrap ik mij er soms op dat ik aan andere dingen sta te denken. Bij Bach overkomt me dit nooit.”

Wat is de meerwaarde van Bach?

„Zijn teksten raken mij persoonlijk. Ik zou ze anders niet kunnen zingen zoals ik nu doe. Bach staat op eenzame hoogte. Ik kan moeilijk uitleggen waarom. Inmiddels heb ik ruim 300 keer de Matthäus Passion gezongen en nog altijd ontdek ik nieuwe dingen.
Zijn muziek is overigens geen zalfje voor de stem en vraagt een inzet van honderd procent. Gelukkig maar, want wie zijn werk niet intensief doet, wordt een zingend loonzakje.
Soms wordt gedacht dat Bach alleen schattige jongetjes van acht als sopraan en alt kon inzetten, maar het tegendeel is waar. De stemwisseling vond in de achttiende eeuw tussen het 18e en 21e levensjaar plaats. Omdat de Thomascantor over jongens met veel ervaring beschikte, kon hij complexe muziek blijven schrijven.”

De eerste, kortgeleden uitgekomen cd van uw vocaal ensemble Sette Voci bevat motetten van Bach. Een bewuste keus?

„Deze werken klinken vaak zo log. Ik wilde laten horen hoe doorzichtig dergelijke geestelijke muziek klinkt als je die zingt met acht in plaats van zestig zangers.”

U bent jaarlijks een aantal maanden van huis. Wat betekent dat voor het gezinsleven?

„Ik probeer na een aantal weken afwezigheid ten minste tien dagen thuis te zijn. Ik ben er dan echt voor de kinderen als ze uit school komen. Die intensieve contacten verfrissen de verhoudingen.”

Uw viool hangt aan de wilgen?

„Ja, maar soms pak ik het instrument nog. Onlangs deed ik wat samen met mijn vioolspelende nicht Janine Jansen. Toen voelde ik mij heel klein worden.”
________________________________________

Peter Kooij


De Nederlandse bas Peter Kooij (1954) zingt vooral barokmuziek. Hij is te horen op ruim 130 cd’s. Met de Japanse dirigent Masaaki Suzuki neemt hij alle Bachcantates op. Kooij doceert zang in Den Haag en Tokio, verzorgt regelmatig masterclasses en is dirigent van het vocaal ensemble Sette Voci.

© Reformatorisch Dagblad

maandag 29 maart 2010

Klassik Heute beoordeelt cd van Léon Berben

In Klassik heute staat een recensie van de nieuwste cd met werken van Vinecnt Lübeck, die onlangs is uitgebracht door het label Aeolus. De uitvoerende is Léon Berben
Klassik.heute.

Hieronder volgt de tekst van de recenisie:

Im Schatten so berühmter Musiker- und Komponistenpersönlichkeiten wie Bach oder Mozart zu

stehen, macht es für Komponisten bis heute nicht einfach, aus diesem herauszutreten. Übermächtig
ist die Präsenz der großen Tonsetzer in Konzert und Liturgie und auch auf dem Tonträgermarkt. Daher sind Aufnahmen wie die vorliegende mit Orgelwerken des Hamburger Organisten, 
Komponisten und Orgelsachverständigen Vincent Lübeck (1654-1740) umso nötiger und wichtiger.
Schreibt doch schon Johann Mattheson in seinem 1739 erschienen Kompendium Der vollkommene
Capellmeister: „Insbesondere gehet wol Händeln so leicht keiner im Orgelspielen über; es müste Bach in Leipzig seyn: Darum auch diese beyde, ausser der Alphabetischen Ordnung, oben an stehen sollen... Nächst diesen sind berühmt: Böhme in Lüneburg, Callenberg in Riga; Clerambault in Paris...

Lübeck in Hamburg...
“Vincent Lübeck, 1654 in Padingsbüttel geboren und von 1702 bis 1740 Organist an der Hamburger
Hauptkirche St. Nicolai, teilt das Schicksal des Dornröschenschlafes mit vielen seiner „Kollegen“ wie cheidt, Bruhns, Reincken, Weckmann – und das völlig zu Unrecht, wie diese Einspielung von León Berben an den Arp Schnitger-Orgeln von St. Jacobi (Hamburg) und St. Georg (Weener) eindrucksvoll unter Beweis stellt. Eine verhängnisvolle Kombination von einer Bach- und Buxtehude-lastigen
Unterrichtslage an den Musikhochschulen über viele Jahrzehnte und der Nische „Orgelmusik“ im
Allgemeinen verhindern, dass solche Pretiosen einer breiteren Öffentlichkeit bekannt werden.
Berbens Einspielung auf den vorbildlich restaurierten Instrumenten stellt die Klangwelt jenseits der großen Bachschen Architekturen vor, mit sehr viel Spielfreude, großer Virtuosität und abwechslungsreicher Registrierkunst.
Was soll man dieser und ähnlichen Einspielungen wünschen? Dass, angeregt durch eben solche langdokumente, die Musik von Vincent Lübeck den Weg von den Ohrstöpseln und Stereoanlagenbewehrten
Wohnzimmerlandschaften hinaus in die regelmäßige liturgische und konzertante Praxis der Kirchen und Konzertsäle findet. Man wird so manches Stück des großen Thomaskantors dann mit anderen Ohren hören und ihn nicht alleine auf den Säulen des großen barocken Tonheiligen stehen lassen. In Gesellschaft geht es einem denn doch besser.

Frank Höndgen (29.03.2010)

Künstlerische Qualität:10 Bewertungsskala: 1-10

Klangqualität:10

Gesamteindruck:10

dinsdag 2 maart 2010

Nieuwe recensie in Fono Forum

In het Duits talige tijdschrift Fono Forum wordt de dubbel cd met de Toccata's van Bach, uitgevoerd door Léon Berben, besproken, tesamen met andere cd's. Het gaat hier, zoals eerder op deze blog is vermeld, om de eerste in een reeks van meerdere cd's met orgelwerken van Johann Sebastiann Bach, die de organist en klavecinist Léon Berben de komende jaren hoopt uit te brengen. Hij maakt daarbij gebruik van oude instrumenten, en zal daarbij niet alleen de bekende (monumentale, zoals die van Schnitger) instrumenten in zowel Duitsland als Nederland bespelen, maar ook die van Wagner, Hinsz en andere orgelbouwers uit de tijd van Bach
Hieronder treft u een foto aan met daarop de gescande tekst van deze recensie.
Wanneer de tekst niet of moeilijk te lezen is, kunt u op de foto klikken.

dinsdag 23 februari 2010

Concerten van Leon Berben in het buitenland

Léon Berben geeft dit jaar aardig wat concerten in het buitenland, als organist, clavecinist en doet dat soms in samenspel met Verena Fischer (fluit), Wolfgang Kostujak (clavecimbel).


11 jan 2010 Köln, Kunst Station St. Peter, Das Mollsche Gesetz, Léon Berben, Cembalo

16 jan, Klingenberg, Schloss, mit Verena Fischer, Traversflöte


6 Febr. Tokio (J), Cembalo & Orgel

21 Febr. Siegen, Nikolai, Orgel & Cembalo, mit Wolfgang Kostujak, Cembalo


28 märz, Lichtenhagen/Rostock, Dorfkirche, mit Verena Fischer , Traversflöte


15 Mai, Liesborn, Abtei, Cembalo, mit Michael Behringer, Cembalo


3 Juni, Bad Arolsen, Barockfestspiele, Cembalo

6 Juni, Weener, St. Georgskirche, Orgel (Schnitger), Lübeck

11 Juni, Antwerpen (B), Kathedraal, Orgel (Metzler), J. S. Bach


12 Juli 2010, Veenhuizen (NL), Koepelkerk, Orgel (Hillebrand-Edskes)

16 juli, Würzburg, Spitäle, mit Verena Fischer, Traversflöte

22 juli, Segovia (E) kathedraal.....

27 Juli, Hamburg, St. Jacobi , Orgel (Schnitger), Bach, Cabanilles, Lübeck


1 Aug. Unna/Cappenberg, Stiftskirche, Cembalo, mit Verena Fischer, Traversflöte

3 Aug. Soest/Ostönnen, GDO

5 Aug. Quelven (F), Orgel

7. Aug. Folgoet (F), Orgel

8 Aug, Josselin (F), Orgel

13 Aug. Halle, Marktkirche, Orgel

15. Aug, Harbke, St. Levin, Orgel (Fritzsche-Treutmann)

17 Aug. Nijmegen (NL), St. Stevenskerk, Orgel (König)

22 Aug. Périgieux (F), Cité, Orgel

26 Aug. Kampen (NL), Orgel (Hinsz)

28. Aug, Orgelfahrt, u.a. Lebusa, Silbermann-Orgel


t.b.a. Sept. Stuttgart, Musikfest, Cembalo

5 Sept. Soest/Ostönnen, Orgel

22 nov. 2010 Basel (CH), Bischofshof-Münstersaal, Clavecymbel (Wilh. Fr. Bach)

woensdag 27 januari 2010

Recensie dubbel cd met Toccata's van Bach

In het Reformatorisch Dagblad van 27 februari staat een recensie van de dubbel-cd met Toccata’s van Bach, uitgevoerd door Léon Berben

Alle toccata’s van Bach

Gert de Looze

Wervelend, sprankelend en verrassend. Zo is de dubbel-cd met alle toccata’s van Bach te typeren.
De pedaliter werken speelt Léon Berben (1970, Heerlen) op het Hagerbeer/Schnitgerorgel in de Laurenskerk van Alkmaar. De manualiter composities klinken op een fraai klavecimbel van Keith Hill, een kopie van een instrument van Christian Zell uit 1728.
Klavecinist en organist Berben verdiepte zich volgens het booklet grondig in de historische uitvoeringspraktijk. Dat levert een verfrissende kijk op overbekende kost op. Zo past de oudemuziekspecialist meer versieringen toe dan de meeste collega’s.
Soms speelt Berben overduidelijk non-legato. Dat was even wennen, maar inmiddels ben ik overstag. Mede dankzij de doorzichtige (orgel)klank, Berbens versieringskunst, zijn oog voor detail en de onverwachte accenten die hij plaatst.
Deze energieke Bach smaakt naar meer. Maar dan wel graag grote (orgel)werken afwisselen met rustige composities.

Johann Sebastian Bach – Toccata’s, Léon Berben, harpsichord & organ; Ramée (RAM 0903); 2-cd; € 29,95.

© Reformatorisch Dagblad

zaterdag 16 januari 2010

Leon Berben komt met cd met werken van Vincent Lübeck


Bij het label aeolus is eind 2009 is de nieuwste cd van Leon Berben verschenen. Op deze cd speelt hij de orgelwerken van Vincent Lübeck, op de Schnitger-orgels van de St. Jacobi Hamburg en in de St. Georg te eener, beide gerestaureerd door Ahrend.

1. Praeludium ex G

2. Praeambulum ex C

3. Praeludium ex D

4. Ich ruff zu dir Herr Jesu Christ

5. Praeludium ex E

6. Praeambulum et fuga ex F

7. Nun last uns Gott den Herren

8. Praeludium ex C

9. Chacon

10. Praeambulum ex G

11. Ach wir armen Sünder

De opname is, zoals gewoonlijk bij dit label, zeer fraai. Inmiddels is op de site www.orgelnieuws.nl een recensie van deze cd verschenen (zie elders op deze blog de link naar deze recensie).

Een aantal van deze orgelwerken van Vincent Lübeck zal hij in 2010 spelen tijdens de concerten in Nederland (o.a. in de Bovenkerk te Kampen).

Antoni van Noordt even uit de schaduw

In het Reformatorisch Dagblad van vandaag staat een lezenswaardig artikel over Antoni van Noordt

Mysterieuze orgelmeester, expressieve muziek

Jaco van der Knijff

Anthoni van Noordt en zijn ”Tabulatuurboeck”: jaren geleden raakte Jaap den Hertog (58) geboeid door de man en zijn muziek. Na jaren onderzoek heeft de Zeistenaar ongeveer alle grote vragen rond deze mysterieuze orgelmeester beantwoord gekregen.

Het begon toen hij organist was in de gereformeerde gemeente van Hoofddorp, hij was 21 jaar. Tijdens zijn zoektocht naar muziek voor de eredienst, kwam Jaap den Hertog de psalmvariaties van Anthoni van Noordt (ca. 1619-1675) tegen. „Die intrigeerden me. Ik vond ze ongelooflijk moeilijk. Ik kreeg maar geen zicht op het tempo. Bij een van de bewerkingen van Psalm 7 raakte ik een keer helemaal de kluts kwijt.”

Hij ging naar het Amsterdamse conservatorium, werd muziekdocent aan hogeschool de Driestar, raakte meer en meer bij het reken- en wiskundeonderwijs betrokken en kwam uiteindelijk bij het Freudenthal Instituut in Utrecht terecht, waar hij het rekenonderwijs voor de basisscholen ontwikkelt.
Maar Van Noordt en de 17e-eeuwse Amsterdamse orgelcultuur lieten hem niet los. Uiteindelijk werden jaren van zoeken en vergaren vorige maand in Leiden beloond, toen Den Hertog een vuistdikke dissertatie over deze materie verdedigde.
Het verhaal van Anthoni van Noordt en zijn ”Tabulatuurboeck” is snel verteld. In 1660 publiceert Van Noordt, dan organist van de Nieuwe Zijdskapel, een bundel orgelmuziek: tien psalmen en zes fantasieën. Hij spaart bij de uitgave kosten noch moeiten. Waarschijnlijk is hij zelf de graveur van de meer dan zestig koperplaten van het boek.
Het lijkt erop dat er maar één exemplaar is gedrukt. „Ik ben geen signalen tegengekomen van meer exemplaren en ook geen signalen van verspreiding van het boek”, zegt Den Hertog. Het éne exemplaar ligt in een bibliotheek van de Poolse stad Krakau.
Wat is nu het bijzondere aan het ”Tabulatuurboeck”? Den Hertog: „Mijn eerste grote ontdekking was dat je Van Noordts psalmvariaties in relatie kunt brengen met de psalmteksten van Datheen. Let eens op de volgorde: Psalm 15, 38, 6, 7, 2, 50, 119, 116, 22, 24. Dat lijkt niet logisch. Maar inhoudelijk is dit zorgvuldig geconstrueerd. Van Noordt wil een boodschap meegeven. Hij begint met de vraag wie „hiernaar” op Gods heilige berg zal verkeren. Om te eindigen met Psalm 24: wie rein van hart en handen is, zal op die heilige berg wonen en blijven.”
Met allerlei muzikale figuren heeft de componist de tekst uitgebeeld, stelt Den Hertog. „Ik kan dat niet bewijzen, maar wel proberen aannemelijk te maken. Bij vers 1 van Psalm 6 tref je een serie uitgeschreven trillers aan. In die tijd staat een triller voor beven, felle emotie. Dat heeft te maken met de ontzetting waarvan sprake is in de tekst. Als je weet dat de zogenaamde figura corta (kort-kort-lang) stond voor opgewondenheid als gevolg van kwaad of verdriet, dan past dat precies bij het begin van Psalm 2, over het razen van de heidenen.”
In de orgelwereld wil men van deze relaties vaak niet weten omdat ze nogal subjectief zouden zijn. „Van Noordts bewerkingen worden vaak benaderd als absolute, objectieve muziek. En zo worden ze ook uitgevoerd. In de late barok, zoals bij Bach, zou de muziek buitengewoon expressief zijn. Daarvoor nog niet. Maar Rembrandts werk benader je toch ook niet als absolute, objectieve kunst? Ieder accepteert dat hij bijbedoelingen had. Dat had Van Noordt ook.”
De doctor pleit dan ook voor een expressieve manier van uitvoeren van Van Noordts werken. „Daarmee doe je recht aan de affecten die hij erin verwerkte.”
Wie speelt volgens hem Van Noordt zoals het hoort? „Bernard Winsemius, Van Noordts verre opvolger als organist van de Amsterdamse Nieuwe Kerk, doet het goed. Niet zozeer op basis van de teksten, maar op grond van de noten. Hij speelt Van Noordt heel dynamisch en expressief.”

© Reformatorisch Dagblad