maandag 21 september 2009

Concerto bespreekt cd Toccata's van Leon Berben

Leon Berben heeft recent een nieuwe dubbel cd uitgebracht met de Toccata's (manualiter en pedialiter) van Bach. Het is een boeiende uitgave geworden, die inmiddels is besproken in het gerenormeerde tijdschrift Concerto.

Das bekannteste Orgelwerk Johann Sebastian Bachs stammt vielleicht gar nicht von ihm: die Toccata d-Moll BWV 565. Aber das nimmt ihr nichts von ihrer grandiosen Wirkung. Und deshalb hat sie ihren prominenten Platz in Léon Berbens Einspielung der Bach'schen Toccaten zurecht. Ebenso wie das Präludium in E-Dur BWV 566, dem erst die Bach-Gesamtausgabe im 19. Jahrhundert die Bezeichnung ›Toccata‹ verpasste. Aber auch barocke Quellen nahmen es mit der Terminologie nicht immer so genau, und wer wüsste schon die Trennlinie genau zu ziehen zwischen den beiden Formen? Ein ›Vorspiel‹ (per se oder für die anschließende Fuge) stellt jede Orgel-Toccata Bachs dar, und das frei phantasierende Moment, die rhapsodische Gestaltung durch die flink über die Tasten huschenden Finger (das meint wohl ›toccare‹) ist in den meisten Bach'schen Präludien anzutreffen. Ein weiteres Beispiel für die Verwandtschaft der beiden Gattungen gibt Berben in der Gegenüberstellung von Präludium und Fuge D-Dur BWV 532 (pedaliter) und Toccata D-Dur BWV 912 (manualiter), deren formale und thematische Gemeinsamkeiten nicht zu überhören sind. Die Produktion des Labels Ramée beschränkt sich nämlich nicht auf Bachs ›klassische‹ Orgeltoccaten, sondern fügt auf einer zweiten CD die sieben pedallosen Toccaten BWV 910-916 samt einer anonymen, einst auch Bach zugeschriebenen Komposition BWV Anh. III 178 hinzu. Sie erklingen auf der Kopie eines Hamburger Zell-Cembalos von 1728. Entstanden sind diese Toccaten wohl irgendwann in dem Jahrzehnt, bevor Kammerorganist Bach im März 1714 in Weimar zum Konzertmeister avancierte. In ihrer Uneinheitlichkeit, mit zahlreichen Gestaltungsvarianten zwischen fantasiehaftem Einzelsatz und concertoartiger dreiteiliger Form, geben sie der Forschung weiterhin so manches Rätsel auf.

Berbens Cembalospiel wirkt wie ein praktischer Diskussionsbeitrag dazu, stellt zupackend und intellektuell reflektierend den frühen Claviermeister Bach vor. Dabei gelingt es ihm, die mitunter amorphen Strukturen der Sätze als sinnliches Ganzes freizulegen. Geradezu objektivierend in ihrer Klanglichkeit wirkt die Cembalo-CD allerdings im direkten Vergleich mit den expressionistischen Farbwerten der Orgel-CD. Denn da hört man nicht nur Berben mit Bach, da verschafft sich ebenso die dreimanualige Orgel der Sint-Laurenskerk im niederländischen Alkmaar Aufmerksamkeit: jenes Instrument, das der aus Hamburg stammende Franz Caspar Schnitger zwischen 1722 und 1725 aus der frühbarocken Orgel des Niederländers Galtus van Hagerbeer generierte. Berben weist im Booklet darauf hin, dass dieser Umbau manchen in Alkmaar damals sehr verstimmte. Der ›Brummtopf‹ nach moffen concept mit seinen vielen tieftönenden Prinzipal- und Zungenregistern war wohl gewöhnungsbedürftig.

Gerade das voll ausgebaute Pedal mit seinen 13 Registern samt Koppeln zu Hauptwerk und Rückpositiv bietet ideale Möglichkeiten für die fulminanten Pedalsoli in Bachs Orgeltoccaten (vor allem in den Werken C-Dur BWV 538 und F-Dur BWV 540). Kein Wunder, dass schon Helmut Walcha in den 1950er Jahren für seine legendäre, immer noch künstlerisch relevante Einspielung dieser Toccaten bei der Archiv-Produktion das Instrument in Alkmaar nutzte, das damals relativ frisch renoviert war. Berben begibt sich also in ein besonderes Konkurrenzverhältnis. Seine rhythmischen Nuancierungen, vor allem aber seine gröβere Verzierungsfreudigkeit (die sich bei einigen Toccaten auf Abschriften aus dem Bach-Umfeld stützen kann) verleihen der neuen Produktion eine charakteristische, ebenso überzeugende wie charmante Note. Wobei der Rezensent bekennt, dass er den in älteren Interpretationen gebotenen kurzen Mordent auf dem ersten Ton der d-Moll-Toccata in seiner schlichten Dramatik immer noch am wirkungsvollsten findet...
behe


Wanneer Leon Berben de volgende cd met orgelwerken van Johann Sebastian Bach gaat uitbrengen is nog niet bekend. Deze kritiek is in ieder geval een mooie opsteker, en een bemoediging om op de ingeslagen weg voort te gaan.
Eerst zal Leon Bernen een cd met clavecimbel werken van Bach uitbrengen, begin volgend jaar.

Orgelkas van de Koorkerk terug naar Utrecht

In het Reformatorisch Dagblad van vandaag staat een bericht over de plannen over van een herplaatsing van de orgelkas in de Koorkerk te Middelburg.

Onduidelijkheid over orgelkas Koorkerk

A. M. Alblas

De Koorkerk in Middelburg raakt de kas van het monumentale orgel van Peter Gerritsz. kwijt. Tenminste, als de bestuursrechter daar geen stokje voor steekt. In de advisering lijkt sprake van belangenverstrengeling.

De kas van het oudste orgel van Nederland werd in 1952 door het Rijk voor honderd jaar aan de Middelburgse Koorkerk in bruikleen gegeven, als compensatie voor oorlogschade. Al in 2007 dreigde de historische orgelkas van Peter Gerritsz. (1479/1547) uit de Zeeuwse hoofdstad te verdwijnen. De gemeente weigerde toen een monumentenvergunning af te geven, omdat niet duidelijk was wat er precies met dit unieke orgelmonument zou gaan gebeuren. En ook omdat met het verdwijnen van de orgelkas schade zou worden toegebracht aan het monumentale kerkgebouw.
Het Rijk wil nu de orgelkas van Harenkarspel, die uit 1526 stamt en in het Rijksmuseum hangt, in de Koorkerk plaatsen. Bovendien ligt er een projectplan om de orgelkas van Peter Gerritsz. met het originele binnenwerk te herenigen in de Nicolaïkerk in Utrecht, waar het orgel oorspronkelijk heeft gestaan.
Cultuurwethouder F. Streng van Middelburg ziet daarom nu geen reden meer om de vereiste monumentenvergunning te weigeren, met als gevolg dat de gemeente Middelburg overstag is gegaan.

Bezwaren
Tegen het afgeven van de monumentenvergunning zijn door zeventien deskundigen uit binnen- en buitenland uitgebreide bezwaren ingebracht. Hoofdbezwaar is dat het technisch niet mogelijk is om dit orgel weer speelbaar te maken, zonder onaanvaardbaar verlies van oude sporen en historisch materiaal.
De gemeente is niet op deze bezwaren ingegaan. De inhoudelijke discussie rekent zij niet tot haar taak. De discussie over de bruikleenovereenkomst uit 1952 vindt zij een zaak tussen het Rijk en de Koorkerkgemeenschap.
Intussen is de Stichting tot Bescherming van het Peter Gerritsz-orgel tegen de vergunningverlening in beroep gegaan bij de rechtbank. Stichtingsvoorzitter B. Viveen, tevens voorzitter van de Koorkerkgemeenschap Middelburg, zegt nooit door het Rijk op de hoogte te zijn gesteld van de verhuisplannen van Nederlands oudste orgelkas uit zijn kerk. Het is slechts bij een hoorzitting van de gemeente Middelburg gebleven.
Viveen noemt dat “bestuurlijk onzorgvuldig.” Hij wil het Rijk houden aan de overeenkomst dat de orgelkas tot 2052 aan de Koorkerk in bruikleen is gegeven. Wat Viveen betreft blijft de orgelkas daar dus hangen.
In 1956 durfde het Rijk de restauratie van het binnenwerk bij nader inzien niet aan. “Nu restauratie inmiddels kennelijk wel verantwoord is, kan de samenvoeging van kas en binnenwerk gewoon in Middelburg plaatsvinden, overeenkomstig de toezeggingen uit 1952”, zegt Viveen. Hij heeft zich per brief rechtstreeks tot minister Plasterk (Cultuur) gewend. Onder verwijzing naar de vergunningprocedure heeft deze laten weten in deze “gevoelige kwestie” geen stappen te kunnen ondernemen.

Niet onafhankelijk
In nagenoeg alle bezwaren die tegen de vergunningverlening zijn ingebracht, wordt melding gemaakt van het feit dat de procedure niet onafhankelijk is verlopen. De gemeente is wettelijk verplicht bij de verplaatsing van een monument advies te vragen aan de minister van Onderwijs, Cultuur en Wetenschappen. Dit advies wordt voor de minister uitgebracht door de Rijksdienst voor het Cultureel Erfgoed (RCE).
Maar, zeggen de bezwaarmakers, de RCE heeft zélf de omstreden samenvoeging van orgelkas en binnenwerk bedacht. Schrijver van het plan is volgens hen de senior specialist orgels, klokken, carillons en uurwerken Rudi van Straten. Het doorslaggevende advies van de RCE aan de gemeente Middelburg, waarop de verlening van de monumentenvergunning nu is gebaseerd, is door deze zelfde ambtenaar van de rijksdienst opgesteld. “Dat heeft iets weg van de slager die zijn eigen vlees keurt”, aldus de bezwaarmakers.
Verder blijkt dat Van Straten ook deel uitmaakt van het bestuur van de Stichting Orgelfonds Mooy uit Apeldoorn, die het project gaat financieren, onder de uitdrukkelijke voorwaarde dat het orgel van Peter Gerritsz. daadwerkelijk in de Nicolaïkerk te Utrecht zal worden herplaatst.

Onomkeerbaar
De onafhankelijkheid van het RCE-advies is daarmee in het geding. Een onafhankelijk advies is juist daarom zo belangrijk omdat er op dit moment onomkeerbare stappen dreigen te worden genomen, vinden de bezwaarmakers. Volgens hen heeft het er alle schijn van dat de RCE dit belangrijke erfgoed nu snel door de restauratiemolen draait en daarbij elke inhoudelijke discussie met deskundigen uit de weg gaat.
Een soortgelijke situatie deed zich een aantal jaar geleden voor bij de restauratie van het orgel in de Der Aa-Kerk in Groningen. Ook daar had de rijksorgeladviseur verregaande plannen met het orgel en moest de gemeente Groningen bij de vergunningverlening afgaan op het advies van dezelfde Rijksdienst voor de Monumentenzorg. Na een door de rechter ingesteld onafhankelijk onderzoek door TNO bleek het advies van de rijksorgeladviseur technisch onjuist. Dankzij een externe commissie is het gevaar voor het orgel daar toen afgewend.

Recensie concert van Leon Berben in Bovenkerk Kampen

Léon Berben heeft op donderdag 30 juli 2009 een concert verzorgd op het monumentale Hinsz-orgel in de Bovenkerk.
Lex Gunnink schreef een recensie, die vanwege ruimtegebrek niet in Nieuw Kamper Daglad, een uitgave van De Stentor kon worden geplaatst.

door Lex Gunnink

Donderdagavond maakte Léon Berben zijn opwachting in de serie orgelconcerten in de Bovenkerk. In Nederland is hij tamelijk onbekend, al heeft hij ondertussen wel een tiental CD’s op zijn naam staan, die internationaal werden bekroond met diverse onderscheidingen. Berben is geboren in Heerlen en studeerde aan de Conservatoria van Den Haag en Amsterdam, maar woont en werkt tegenwoordig in Keulen, waar hij onder andere lid was van het befaamde barokensemble Musica Antiqua Köln. Hij ging uit de startblokken met Bachs Fantasie in g. Wie dacht dit werk als z’n broekzak te kennen kwam bedrogen uit: Berben overrompelde alles en iedereen met een onstuimige, bijna driftige uitvoering. Heel verfrissend, een jonge organist die zich niet conformeert aan de traditionele uitvoeringspraktijk maar met een eigen visie durft te komen. Nog een verrassing: Bachs “Dies sind die heiligen zehn Gebot” in een orginele registratie, met elegant toegevoegde versieringen. In Bachs Dorische Toccata klonk opnieuw een hoger tempo dan gebruikelijk, maar het orgel had hoorbaar plezier onder de vingers van Berben, die daarbij de muziek op geen enkele manier geweld aandeed. De bijbehorende Fuga heeft een statig karakter, maar Berben had wederom zijn eigen opvatting. Door zijn lichtvoetige spel en registratie leek hij zowaar Bach nog te verbeteren.
Dat laatste deed Bachs eigen zoon Carl Philipp Emanuel trouwens ook. In diens orgelkoraal “Ich ruf zu Dir Herr Jesu Christ” leende hij eenvoudigweg het orgelkoraal van zijn vader uit diens “Orgelbüchlein”, om het vervolgens op te vrolijken met allerlei luchtige tussenspelen. Berben wist hier de sfeer uitstekend te treffen met een lieflijke uitvoering.
Léon Berben sloot zijn fraaie programma af met een kamerconcert van Vivaldi, voor orgel bewerkt door Bach. Hierin kon Berben niet helemaal overtuigen. Op papier was dit het meest lichtvoetige werk van de avond, maar uitgerekend in dit werk koos hij ervoor om de muziek zwaar aan te zetten, zowel in zijn spel als in de gekozen registraties. Daardoor deed hij het luchtige karakter van deze zonnige Italiaanse muziek toch ietwat geweld aan. Het was een boeiende avond, omdat Léon Berben een organist met smoel is: hij heeft zijn eigen opvattingen over muziek en durft die luid en duidelijk over het voetlicht te brengen.